Zij-instromer

  • 2 min.
  • Column

Als klein meisje wilde ik het liefst juf worden. Voor de klas staan, met een krijtje in de hand. Of als journalist op pad en stukjes schrijven, leek me ook wel wat. Het liep anders.

Na het behalen van mijn vwo-diploma ging ik studeren en na zes jaar was ik de eerste in de familie met een universitair getuigschrift. Mijn opa was beretrots en adviseerde me een nieuw naamplaatje op de voordeur te schroeven waar pontificaal de titel drs. op zou moeten staan. Aangezien ik inmiddels geen enkel idee meer had wat of wie ik wilde worden of zijn, zegde ik mijn studentenkamer op en trok met een rugzak de wijde wereld in. Een paar maanden later kwam ik thuis en ging ik werken voor een uitzendbureau, want d’r moest brood op de plank komen. Oh ja, ik gaf me in een opwelling op als vrijwilliger bij een organisatie die groepsvakanties voor jongeren met een beperking organiseerde.

We vertrokken voor acht dagen naar Terschelling en verzamelden een uur voor vertrek bij de veerboot om elkaar te leren kennen en voor de eerste instructies. Ik vond het superspannend, want ik had nul ervaring en twee linkerhanden. Na afloop van deze fantastische week zat ik – vol met indrukwekkende ervaringen – gesloopt, maar vooral opgetogen in de trein naar huis. De twee aanwezige vakkundige ‘plegen’ hadden enthousiast van alles verteld over hun dagelijkse werkzaamheden als verpleegkundigen. Ik was eruit: dat wilde ik ook! Praktisch en zinvol werk dat ertoe doet. En wat bleek? Er bestond een deeltijdopleiding hbo-verpleegkunde, te weten de ‘instellingenvariant’. Ik solliciteerde op een opleidingsplaats in het ziekenhuis en werd ook nog eens aangenomen. Zo begon ik opnieuw aan een vierjarige opleiding. Gelukkig dit keer met een arbeidscontract op zak. Geen vetpot, maar voldoende inkomsten om in mijn onderhoud te voorzien en in mijn sas met deze afslag die ik maakte.

Na diplomering en met de verpleegkundige speld op zak werkte ik zo’n twintig jaar eerst als verpleegkundige en later als zorgleidinggevende in verschillende organisaties. Steeds met dezelfde inzet. Eenvoudig gezegd, zoveel als mogelijk de wensen en behoeften van de patiënt centraal stellen en verstandig en creatief omgaan met de schaarse middelen en tijd. Bijna iedere werkdag ging ik met plezier aan de slag. Tot zo’n vijf jaar geleden. En toevallig of niet, mijn oog viel op de vacature ‘Docent verpleegkunde’. Zo werd ik opnieuw een zij-instromer.

Ik moest zelf weer de schoolbanken in om de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid te behalen. Inspirerend om samen met collega’s de beginselen van het vak te leren door boeken in te duiken en met elkaar aan opdrachten te werken. Ik was best trots op het portfolio waarmee ik kon bewijzen dat ik voor de klas kan. Al heel snel voelde ik me thuis in deze nieuwe professionele omgeving. Sterker nog, juist omdat ik hoofdzakelijk lesgeef aan studenten die het deeltijdprogramma volgen, ervaar ik de overstap als back to my roots. Vragen en praktijkvoorbeelden van studenten herken ik maar al te goed. Ik word verrast door de leergierigheid, de creativiteit en de energie. Ik geniet enorm van discussies die tijdens de lesdagen worden gevoerd.

Kortom, wat een toeval en geluk dat ik via omwegen dan toch in het onderwijs ben beland. Nu mag er zelfs over schrijven op deze plek in dit blad dat de twee werkvelden Onderwijs en Zorg zo mooi samenbrengt. Extra bijzonder is dat ik het stokje overneem van een van ‘mijn’ deeltijdstudenten Jorn Albers. De cirkel is rond.