Leiderschap

  • 3 min.
  • Column
Portretfoto (kleur) Jorn Albers

Hoewel (nog) niet vastgelegd in de Wet BIG, weten wij studenten wel beter. Verpleegkundig leiderschap wordt gezien als de belangrijkste handeling van een verpleegkundige. En waar in het onderwijs het begrip an sich moeilijk definieerbaar lijkt, zijn we het over één ding massaal eens: iedere verpleegkundige dient het te tonen. Nynke Boonstra, Hester Vermeulen en Wieke Paulusma. Hebt u nog even? Onze beroepsgroep zit vol met verpleegkundig leiders die het vak aantoonbaar verder hebben gebracht. Om maar niet te spreken over hen die dit buiten het zicht doen. Waar we een aantal jaar geleden nog slaafs naar de dokter luisterden, ligt die tijd ver achter ons. We doen onderzoek, zijn vertegenwoordigd in de politiek, nemen plaats in directies, adviseren de raad van bestuur, behandelen patiënten en zorgen dat onze kennis meegenomen wordt in het beleid op de afdeling.

Voor deze ontwikkelingen was doorzettingsvermogen, een lange adem, maar vooral leiderschap nodig. Dus besloten we dat het tonen van dit leiderschap een van de kernkwaliteiten van een verpleegkundige moest worden: door dit ook zodanig vast te leggen in het beroepsprofiel, de beroepscode én het onderwijs. Als student kun je er niet omheen en in nogal wat tentamens wordt van ons studenten verwacht dat we dit aantonen. Wat we lijken te vergeten, is dat leiderschap tonen niet uit boeken te leren is. Het vraagt meer dan het aanleren van leiderschapsstijlen, kennis over modellen of het invullen van meetinstrumenten waarbij je je eigen “type” leider ontdekt.

Bij het tonen van leiderschap spelen andere factoren, zoals je omgeving, een belangrijke rol. Want hoe reageren je collega’s op jou als student of op jou als net afgestudeerde verpleegkundige, die bij hen komt werken? Krijg je de ruimte om kritisch te kijken, of wordt er nederigheid verwacht? Hoe kun je als 23-jarige, pas gediplomeerde verpleegkundige wat je hebt geleerd in de praktijk brengen wanneer die zaalarts, chirurg of psychiater je geen blik waardig keurt en je geheel niet serieus neemt? Daar sta je dan met al je ambities en theoretische kennis.

Ook persoonlijke ervaringen, het nest waar je uitkomt en rolmodellen in je omgeving spelen een rol. Het maakt nogal verschil of je opgroeit in een welgestelde omgeving en behoort tot de – door Joris Luyendijk zo treffend beschreven – zeven vinkjes. Dat je merkt dat je uitspreken loont of zelfs wordt beloond. Maar wat als je ouders als vluchtelingen naar Nederland kwamen? Jij alsmaar hoort dat je dankbaar moet zijn voor de kansen die Nederland je biedt. Dat racisme en discriminatie je leerden dat jezelf niet uitspreken en dat juist niet opvallen je het meeste bracht? Wat als je structureel te maken hebt met de gevolgen van seksisme? Iets waarvan je hoopte dat in een sector met zoveel vrouwen minder zou zijn, maar je telkens ondervindt dat je daar ook in de zorgsector niet aan ontkomt?

Het vraagt verpleegkundig leiderschap om te beseffen dat het tonen ervan niet voor iedereen even makkelijk is. Word jij geroemd omdat je je uitspreekt? Reflecteer daar eens op. Hoe ben je gekomen waar je nu bent? Had je rolmodellen, die je complimenteerden als je je uitsprak en onvoorwaardelijk in je geloofden? Wie hielpen je, wie openden deuren die voor anderen gesloten bleven?

Verpleegkundig leiderschap is niet ten koste van alles jezelf laten horen. Maar beseffen dat iemand die dit niet doet – of lukt – niet per se niets te zeggen heeft. Maar dat diegene juist wat hulp, geloof en een compliment nodig heeft. Te beseffen dat we de meest waardevolle stemmen (nog) niet horen. Dus kijk eens om je heen en toon écht leiderschap.