Waarom kozen jullie voor verpleegkunde?
Karin: ‘Al jong wist ik dat ik “iets met mensen” wilde. Het sprak me aan dat je als verpleegkundige praktisch bezig bent en tegelijkertijd veel voor anderen kunt betekenen.’
Floor: ‘Ik was altijd al gefascineerd door de werking van het menselijk lichaam. En ik vind contact met anderen heel belangrijk. Dus ook ik kwam uit bij verpleegkunde.’
Jullie deden beiden hbo-v. Is die opleiding veranderd?
Karin: ‘Zeker! Toen ik in 1984 begon, bestonden de eerste twee studiejaren vooral uit theorie. Je leerde over fysiologie, anatomie, pathologie en volgde agogische vakken. Evidence based practice stond nog in de kinderschoenen. En praktijkvaardigheden oefende je vooral op elkaar. Pas in het derde jaar gingen wij op stage.’
Floor: ‘Ik liep direct vanaf mijn eerste jaar stage. Tijdens de opleiding was er volop aandacht voor onderzoek. Verpleeg-technische vaardigheden oefenden we in het skills lab. Ook is er tegenwoordig aandacht voor e-health en zorg-ICT.’
Hoe ervaarden jullie de stages?
Floor: ‘Van mijn stages leerde ik meer over het werk én over mezelf. Een voorbeeld: ik zag mezelf wel in de psychiatrie gaan werken. Ik dacht dat ik problemen van patiënten snel kon helpen oplossen. Tijdens mijn stage in de langdurige psychiatrie bleek dit echter niet zo eenvoudig. Voor een resultaatgericht persoon als ik is de psychiatrie dus toch niet het beste werkveld.’
Karin: ‘Omdat ik weinig praktische vaardigheden had opgedaan in de eerste twee studiejaren, maakte ik als stagiaire aanvankelijk de ene blunder na de andere. Zo wilde ik eens een katheterslang afklemmen met een kocher, maar in plaats daarvan knipte ik de katheter door…’
Karin:De jongere generatie is meer to the point
Bemerkten jullie een kloof tussen onderwijs en praktijk?
Karin: ‘Ja. Het leek het soms wel alsof ik Frans gestudeerd had, terwijl collega’s op de werkvloer Engels spraken. Vaak kreeg ik te horen: “Dat doen we hier niet zo.” Ik kon mijn nieuwe kennis niet altijd benutten. Frustrerend.’
Floor: ‘In de eerste twee stages kon ook ik niet alles toepassen wat ik had geleerd. Dat vond ik jammer.’
Hoe zat het met de stagebegeleiding?
Karin: ‘Tijdens mijn eerste stage liet de begeleiding te wensen over. Men had niet gerekend op mijn komst. Ik werd toen op mijn eerste dag al aan het bed van een stervende patiënt gezet. Ik was ontdaan… Vervolgens kreeg ik als feedback dat ik wel wat harder mocht worden. Een totaal ongepaste reactie, weet ik nu. Het is essentieel dat begeleiders zich verplaatsen in wat studenten meemaken én in wat ze meebrengen aan kennis.’
Floor: ‘Gelukkig ben ik meestal goed begeleid, zowel in de praktijk als door school.’
Op welke manier was/is er aandacht voor verpleegkundig leiderschap in de opleiding?
Floor: ‘We hebben hoorcolleges gehad over dit thema. In mijn ogen draait het er bij verpleegkundig leiderschap vooral om dat je je opstelt als “advocaat van de patiënt”.’
Karin: ‘Ook in mijn tijd schreven we tijdens de opleiding al stukken over hoe je de kwaliteit van de patiëntenzorg kunt verbeteren door leiding te nemen. Toch was het soms best lastig om die theoretische kennis te vertalen naar de werkplek. Rolmodellen bleken daarbij belangrijk voor mij. En zelfreflectie: hoe ben ik bezig, kan het ook beter en anders?’
Hoe kijk je naar je eigen leiderschap? Hoe zet je het in?
Floor: ‘Als stagiaire ben je afhankelijk van begeleiders en beoordelaars. Dat maakt het lastig om op te komen voor jezelf, collega’s en patiënten. In mijn laatste studiejaar hoop ik daar meer ervaring mee op te doen.
Karin: ‘In het begin vond ik het best een uitdaging om me uit te spreken. Gaandeweg heb ik steeds beter geleerd om mezelf te positioneren en profileren.