Hoeders van de schatkist

  • 3 min.
  • Column

Als het over de kosten van de gezondheidszorg gaat, zijn artsen vaak vrij resoluut. ‘Het gaat erom wat het beste is voor de patiënt; de prijs van een behandeling mag in de spreekkamer geen rol spelen’, heb ik veel dokters in interviews horen zeggen. 
Als journalist en ook als burger snap ik deze uitspraak goed. Voor een dokter lijkt het me uiterst moeilijk om van een behandeling af te zien omdat deze zo duur is. ‘Politici gaan over de kosten, daar mag je het gesprek tussen arts en patiënt niet mee belasten’, leggen artsen dan uit.
Maar soms bekruipt me ook een ongemakkelijk gevoel. Misschien zit hem dat vooral in de stelligheid waarmee sommige dokters dit zeggen. Geef dan tenminste toe dat de oplopende kosten in de zorg een dilemma vormen, en dat het soms best lastig is om een behandeling van duizenden euro’s te starten, terwijl het effect onzeker is?

Met deze bedenking in mijn achterhoofd, las ik met stijgende verbazing een handreiking over ethische vraagstukken voor verpleegkundigen die kortgeleden verscheen. Ethische dilemma’s bij zelfmanagementondersteuning heet deze, een goed leesbare publicatie die in cursussen en opleidingen gebruikt kan worden.
Wat blijkt? Verpleegkundigen staan vaak stil bij de kosten die hun zorg met zich meebrengt!
Althans, dit is het beeld dat uit dit boekje naar voren komt. In het boekje staan meerdere casussen die voor verpleegkundigen in de dagelijkse praktijk lastig blijken. Een ervan gaat bijvoorbeeld over een verpleegkundige van de dialyseafdeling die er moeite mee heeft dat een jonge nierpatiënt meer biertjes drinkt dan medisch gezien verantwoord is. De 21-jarige man wil zelf over zijn lijf beslissen, ook al schaadt dit gedrag zijn gezondheid. Een mogelijke oplossing is dat de man voortaan vier in plaats van drie keer gedialyseerd wordt, zodat hij toch bier kan blijven drinken. Een verpleegkundige is hierop tegen, omdat de patiënt hiermee tegen de voorgeschreven behandeladviezen ingaat én omdat dit de kosten van de gezondheidszorg verhoogt.
In een andere casus gaat het over een oudere man die na een hartoperatie graag met alles wil worden geholpen. Ook wil hij nog niet terug naar huis. Voor zijn gezondheid en zelfredzaamheid zou het juist goed zijn om actiever te worden. Een van de voorgestelde oplossingen is om het aantal keer thuiszorg te verhogen, zodat hij ook thuis nog zo min mogelijk hoeft te doen. Opnieuw wijst een verpleegkundige dit af. Een van de argumenten is dat de Nederlandse gezondheidszorg hierdoor duurder wordt, en andere patiënten minder thuiszorg krijgen.

Het zijn mooie voorbeelden. Terecht constateren de auteurs, onderzoekers van de Erasmus Universiteit en Hogeschool Rotterdam, dat de eisen die tegenwoordig aan chronisch zieke patiënten worden gesteld, invloed hebben op de beroepsethiek van zorgverleners. Meer dan vroeger wordt nu van verpleegkundigen verwacht dat zij de autonomie van hun patiënten respecteren. Maar autonomie is niet de enige waarde die in de gezondheidszorg belangrijk is.
Andere waarden zijn bijvoorbeeld het niet schaden van patiënten, geen zorg verlenen die niet noodzakelijk is en – daar komt ie – onnodige zorgkosten tegengaan.
Door de casussen in dit boekje ben ik pas gaan inzien dat verpleegkundigen een grote verantwoordelijkheid voor het zorgbudget (kunnen) voelen. Daarmee zijn zij niet alleen die belangrijke ‘handen aan het bed’, maar ook de hoeders van de schatkist (naast natuurlijk nog veel meer). De auteurs benadrukken dat hun handreiking geen pasklare antwoorden geeft die de geschetste dilemma’s kunnen oplossen. Wel hopen zij de discussie hierover te stimuleren. Zelf hoop ik óók dat er snel een vergelijkbaar boekje voor artsen wordt geschreven.