Hbo-v’ers in de ouderenzorg

‘Wij hebben als zorgorganisatie een verantwoordelijkheid naar de opleidingen’

  • 10 min.
  • Interview

Veel studenten verpleegkunde hebben een negatief beeld van de ouderenzorg, terwijl die deze verpleegkundigen nu en in de toekomst hard nodig heeft. De verpleeg- en verzorgingshuizen vragen zich af hoe ze hbo-verpleegkundigen kunnen aantrekken, maar ook hoe zij ze kunnen positioneren in de organisatie. ActiZ en V&VN lanceerden vorig jaar het initiatief om meer hbo-verpleegkundigen te interesseren voor de ouderenzorg met de campagne: ‘HBO-V in de ouderenzorg. Daar zit meer achter’. Op welke manier kunnen opleidingen en zorgorganisaties de beeldvorming van studenten in gunstige zin beïnvloeden? En hoe zorgen we voor voldoende uitdagende stageplaatsen? Ik sprak hierover met Bianca Gerritsen en Sarah Risakotta, beiden specialistisch verpleegkundige ouderenzorg bij Zinzia Zorggroep, Willeke Bergsma, kwaliteitsverpleegkundige bij De Bilthuysen, Hinny Swart, BPV-coördinator en samensteller van leertrajecten bij Beweging 3.0, en Ben Princen, sociaal gerontoloog en docent verpleegkunde aan de Hogeschool Utrecht.

Foto (kleur) van een student die de bloeddruk van een oudere mevrouw meetStudenten hebben rolmodellen nodig, zodat ze kunnen zien hoeveel mogelijkheden er voor verpleegkundigen zijn.

De ouderenzorg is niet erg geliefd onder studenten. Hoe komt dat volgens jullie?

Alle deelnemers aan het gesprek geven aan dat het voornamelijk eerste- en tweedejaarsstudenten zijn die stage lopen in de verpleeg- en verzorgingshuizen. Tijdens die stages wordt vaak niet veel meer van ze gevraagd dan het uitvoeren van basisvaardigheden. Met dat beeld gaan de studenten de rest van de opleiding in. Het is in het algemeen onvoldoende duidelijk dat er nog veel meer te doen is. Studenten hebben rolmodellen nodig, zodat ze kunnen zien hoeveel mogelijkheden er voor verpleegkundigen zijn. 
Het gaat om het creëren van een reëel beeld van hetgeen ze straks in de praktijk kunnen verwachten. Dat moet de student zien en ervaren. Als die rolmodellen niet of nauwelijks in de organisatie aanwezig zijn is dat wel lastig. Allen zeggen ‘last’ te hebben van de negatieve manier waarop de media de ouderenzorg de laatste tijd in beeld brengen. De incidenten krijgen alle aandacht; de goede verhalen, bijvoorbeeld over kleinschalig wonen, blijven achterwege. Hinny Swart: ‘Onze visie op zorg is de laatste jaren erg veranderd. Er is meer aandacht voor het aansluiten bij de vraag van de klant, er wordt meer gekeken naar wat de individuele bewoner nodig heeft. Medewerkers raken er steeds meer van doordrongen dat er veranderingen moeten plaatsvinden. Dat is gelukkig anders dan vijf jaar geleden maar we zijn er nog niet.’
Willeke Bergsma: ‘Start met het uitdagen van eerste- en tweedejaarsstudenten, zodat ze verder gaan kijken dan alleen de basiszorg. Wat hebben de bewoners nodig om zich prettig te voelen, in plaats van ervoor te zorgen dat ze allemaal om half twaalf aan tafel zitten en de pillen gedeeld zijn. Dat is een gewoonte die lastig te doorbreken is. Dat kost tijd.’ 
Zinzia Zorggroep heeft opleiders van de Hogeschool Ede uitgenodigd om ze kennis te laten maken met de verpleeghuiszorg anno nu, zodat zij dat kunnen uitdragen binnen de opleiding. ‘Wij hebben daarin als organisatie een verantwoordelijkheid naar de opleidingen’, aldus Bianca Gerritsen.

 Waarom is die hbo-verpleegkundige in de ouderenzorg zo hard nodig?

‘We zien dat de zorg in verpleeghuizen aan het veranderen is, die wordt zwaarder en complexer. We willen tegemoet komen aan de behoefte van de bewoners en daar hebben we ook verpleegkundigen voor nodig’, aldus Sarah Risakotta. Ook is er sprake van meer differentiatie in de ouderenzorg, denk aan de toename van bijvoorbeeld revalidatiezorg en gerontopsychiatrie. Dat vraagt om andere competenties. Hinny Swart vult aan: ‘Daar komt bij dat onze organisatie aan het veranderen is. Veel organisaties werken toe naar meer zelforganisatie. Daarvoor heb je zowel verpleegkundigen als verzorgenden nodig.’ Ben Princen: ‘Toen ik startte in de ouderenzorg kon je als verpleegkundige eigenlijk alleen maar het management in, als afdelingshoofd of teamleider. Door die combifunctie kon je leidinggevende en verpleegkundige tegelijk zijn. Tegenwoordig is het niet vanzelfsprekend meer dat leidinggevenden ook verpleegkundige zijn of verpleegkundige interventies uitvoeren.’
Iedereen is het erover eens dat hbo-verpleegkundigen niet als managers ingezet zouden moeten worden, maar dat ze een leidende rol hebben in het samen met collega’s nastreven van de organisatie- en teamdoelen. Expertise inbrengen is daarbij belangrijk. Dat is een valkuil: een verpleegkundige krijgt vaak van de organisatie of medewerkers een leidinggevende positie toebedeeld, iets wat past bij de cultuur. ‘De wijze waarop de verpleegkundigen ingezet worden is bepalend. Welke verantwoordelijkheden krijgen zij? Het is belangrijk dat duidelijk te hebben en uit te dragen in de organisatie,’ aldus Sarah Risakotta. Ben Princen vult aan: ‘Dat geldt overigens voor alle medewerkers. Wie doet er wat?’

Hoe positioneren de organisaties waar jullie werken de hbo-verpleegkundigen?

Bianca Gerritsen vertelt dat bij Zinzia Zorggroep sinds drie jaar de functie van specialistisch verpleegkundige ouderenzorg (SVO) bestaat. Dit zijn hbo-opgeleide verpleegkundigen die nauw samenwerken met de specialist ouderengeneeskunde en met collega’s van de afdelingen waaraan zij verbonden zijn. De SVO’s zijn gepositioneerd onder de regiomanager en hebben een overkoepelende functie. Zij werken samen met het afdelingshoofd in het meenemen van de afdeling in de visieontwikkeling en het vertalen van beleid naar de werkvloer, ieder vanuit zijn of haar eigen rol. Naast de functie van SVO worden hbo-verpleegkundigen ook ingezet op de afdelingen.
De Bilthuysen zet de hbo-verpleegkundige ook op twee manieren in, aldus Willeke Bergsma. Tot vorig jaar werden zij alleen geplaatst binnen de teams. Elke verpleegkundige krijgt wel extra beleidsmatige taken toebedeeld gericht op de zogenaamde ‘aandachtsvelden.’ Vorig jaar is gestart met het inzetten van twee kwaliteitsverpleegkundigen verdeeld over twee locaties. Ook zij hebben, net als de SVO’s, de verantwoordelijkheid de teams te coachen en beleid te vertalen naar de werkvloer. Voor zowel Zinzia als De Bilthuysen geldt dat de wens van de betreffende verpleegkundige bepalend is voor de keuze of hij/zij gaat werken als SVO, kwaliteitsverpleegkundige of op een afdeling.
Bij Beweging 3.0 worden verpleegkundigen (mbo en hbo) in de woongroepen en thuiszorgteams gepositioneerd, om daar samen met de andere teamleden de vertaalslag van het beleid te maken.

Hbo-verpleegkundigen worden dus op verschillende manieren ingezet. Jullie zeggen dat de rol van de verpleegkundige helder moet zijn en dat die uitgedragen moeten worden in de organisatie. Hoe ziet die rol er uit?

‘Eigenlijk vervullen we een soort dubbelrol. We voeren de triage uit, nemen ondersteunende taken van de arts over zoals de wondcontroles, en we doen coaching on the job. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat je “present” bent maar ook hoe voer je bepaalde handelingen uit?’, aldus Bianca Gerritsen.
Sarah Risakotta vult aan: ‘Ook proberen we onze collega’s anders naar de zorg te leren kijken. Wat wil die bewoner, hoe maak je gebruik van zijn of haar netwerk, hoe kunnen we efficiënter zorg verlenen en op welke manier kunnen we omgaan met de toenemende zorgzwaarte?’ De hbo-verpleegkundigen op de afdeling zijn, net als de mbo-verpleegkundigen, EVV-ers maar draaien daarnaast 24 uurs-bereikbaarheidsdiensten. Zij hebben een voorbeeldfunctie voor de andere collega’s in het team.
Willeke Bergsma: ‘De verpleegkundigen op de afdelingen hebben extra verantwoordelijkheden en zijn zoals gezegd allemaal aandachtsvelder, dat wil zeggen dat ze zich richten op een specifiek onderwerp. Als kwaliteitsverpleegkundigen hebben we een aantal keer per jaar contact met deze aandachtsvelders en momenteel zijn we bezig te kijken hoe we ze beter kunnen positioneren. We willen hun kennis en kunde beter gaan benutten. Het plan is om de studenten die bij ons stage gaan lopen hierbij te betrekken. Hoe zien zij dat en wat zouden zij willen? Daarnaast coachen we verzorgenden op onderwerpen als dossiervorming en aandacht voor het evalueren van zorg. We zijn aanwezig bij MDO’s en hebben ieder een eigen aandachtsgebied. Ik ben verantwoordelijk voor het medicatiebeleid en mijn collega voor het beleid rondom de BOPZ en hygiëne. Dat betekent overigens niet dat we ons alleen daarmee bezig houden. Het is belangrijk dat je je voelsprieten uitsteekt.'
Hinny Swart verwacht van de hbo-er dat zij een leidende rol heeft in het vertalen van beleid naar de teams. ‘Zij gaat samen met het team aan de slag met de vraag: hoe sluiten we aan bij de wens van de bewoner, wie willen wij zijn, hoe vullen we dat in en wie hebben we daarbij nodig? Hoe maken we de verbinding tussen formele en informele zorg? Als het om werkwijzen of beleid gaat gaan we er vanuit dat de hbo-verpleegkundige over de grenzen van haar eigen team kijkt en zorgt voor verbinding met de andere teams uit het huis dan wel met teams uit de andere huizen. Door studenten, die stagelopen in verschillende huizen, wekelijks met de stagedocent van de opleiding en waar mogelijk de werkbegeleiders bij elkaar te brengen, zien we ook dat er meer contact is tussen werkbegeleiders van verschillende huizen. Er wordt op deze manier meer kennis gedeeld.’

Hoe geven jullie vorm aan de begeleiding van hbo-v-stagiaires?

De werkbegeleider heeft een cruciale rol in het opleiden van studenten en moet de student uitdagen in het leerproces. Sarah Risakotta: ‘Studenten lopen bij Zinzia vooralsnog alleen stage op de afdelingen. Wij hebben een belangrijke rol in het coachen van de werkbegeleiders, zodat zij een leerklimaat creëren waarin de studenten hun leerdoelen kunnen behalen. Daarnaast zijn er studenten die een projectstage doen. Die begeleiden we wel. In februari starten de eerste studenten die in onze functie gaan meewerken. Het is de bedoeling dat ze twee dagen met ons meelopen en één dag op de afdeling, zodat ze beide kanten zien.’ Willeke Bergsma vertelt dat De Bilthuysen hogerejaarsstudenten gaat opleiden die ze op meerdere plekken in de organisatie in gaan zetten.
‘Deze studenten starten in februari en we gaan samen met hen kijken naar de doelen die ze willen behalen en de manier waarop ze dat het beste kunnen doen. We vinden het belangrijk dat studenten kunnen sparren met andere stagiaires. Dat gaan we realiseren door ze in tweetallen te laten stagelopen of ze regelmatig bij elkaar te laten komen. Zo kunnen ze elkaar aanmoedigen en ondersteunen.’
Allen zijn het erover eens dat een goed contact met de opleidingen essentieel is. Wanneer het contact met de docent van de opleiding er tijdig is, kan dat veel frustraties voorkomen en wordt het leren leuker. Het uitspreken van verwachtingen aan het begin van de stage helpt studenten, docenten en werkbegeleiders samen op één lijn te komen. Bij Beweging 3.0 is in september 2015
een pilot gestart met Hogeschool Utrecht. Acht derdejaarsstudenten zijn werkzaam in de vier verpleeghuislocaties en worden daar begeleid door hbo-opgeleide werkbegeleiders. Ben Princen is de docent van deze groep en bezoekt de studenten wekelijks.

Hoe bevalt dat?

Ben Princen: ‘Zij zijn nu bijna aan het einde van hun stage en ervaren dat het complexe zorg is die ze leveren. Dat vind ik fijn om te horen. Ze hoeven van mij niet in de ouderenzorg te gaan werken maar mijn doel is wel om ze te laten zien dat de ouderenzorg meer is dan alleen het leveren van basiszorg. Ook vind ik de verbinding met de afdeling erg belangrijk. Dat de verpleegkundige niet alleen op kantoor maar vooral op de afdeling aanwezig is. Studenten gaan bewust op zoek naar de complexiteit. Mijn rol als docent is vooral een luisterend oor te bieden en hun een steuntje in de rug te geven. Wat zie je, hoe kun je daarmee omgaan? Daarnaast geef ik onderwijs op locatie, bijvoorbeeld over klinisch redeneren. Leuk is dat er ook werkbegeleiders naar die bijeenkomsten komen. Zij leren daar ook van en weten meteen wat de studenten in de opleiding leren. Daarnaast vertellen ze hoe zij als verpleegkundigen kijken naar de zorg en naar hun rol. Het is waardevol dat ik veel ervaring heb in de ouderenzorg, niet alleen voor de studenten maar ook voor de werkbegeleiders.’ Hinny Swart vult aan: ‘Doordat de opleider naar ons toekomt, word je vanzelf meegenomen in de ontwikkelingen en dat maakt de afstand kleiner. Het met studenten, werkbegeleiders en docent praten en discussiëren over een onderwerp, dat werkt als een olievlek. We zijn met elkaar verantwoordelijk voor het opleiden van goede verpleegkundigen, elk vanuit onze eigen invalshoek. Als organisatie weten wij het beste wat goede zorg is en wat er nodig is. Opleidingen, kom maar bij ons kijken!’

Trots op het beroep

Tot slot benadrukken de deelnemers dat verpleegkundigen en verzorgenden trotser mogen zijn op hetgeen ze doen. Trots op het beroep en op zichzelf. ‘Dat kan ons helpen verpleegkundigen aan te trekken en vast te houden.’ En dat zal de beeldvorming ook zeker ten goede komen!

Met dank aan Agathe Oude Veldhuis en Coralinda Puijk.