‘Stagiaires en leerlingen moeten de mogelijkheid krijgen om hun professie te ontwikkelen’

  • 3 min.
  • 5 vragen

V&VN opleiders vindt het belangrijk dat de samenwerking tussen docenten en opleiders in de zorgorganisaties wordt gestimuleerd. Dit draagt bij aan een goede afstemming tussen het binnen- en buitenschools leren, de theorie en de praktijk. Die afstemming wordt nog belangrijker, nu we te maken hebben met krapte op de arbeidsmarkt. Het bestuur van V&VN opleiders laat in antwoord op vijf vragen zien, hoe zij aankijkt tegen het thema ‘opleiden in tijden van krapte’.

1. Hoe kunnen er meer verpleegkundigen opgeleid worden?

‘Er zijn inmiddels veel initiatieven ontplooid binnen zorgorganisaties die het mogelijk maken meer stagiaires en leerlingen te plaatsen. Denk aan het opzetten en onderhouden van leerafdelingen, ZIC’s (Zorg Innovatie Centra), LINN’s (Leer Innovatie Netwerken), academische werkplaatsen, het organiseren van ketenstages, et cetera. Daarbij is het belangrijk dat zorgorganisaties en opleidingen samen kijken naar een adequate (her)verdeling van de stageplekken tussen hbo-v’s en ROC’s. We zien steeds vaker dat opleidingen en zorgorganisaties passende en langdurige afspraken maken over de beschikbaarheid van stageplaatsen en de (leer)opbrengst hiervan voor de zorgorganisatie. Docenten en praktijkopleiders zijn vaker te vinden in de praktijk en kunnen zo de werkbegeleider en/of student ondersteunen, bijvoorbeeld door bedside teaching, begeleiding van intervisie, het begeleiden van opdrachten gebaseerd op reële en actuele praktijksituaties en het inzetten van peergroups van studenten.’

2. Hoe kan een stagiaire een lerende blijven, ook in tijden van krapte?

‘We zien regelmatig dat stagiaires niet boventallig worden ingezet als gevolg van het personeelstekort. Aandacht hebben voor het vooropstellen van de rol van lerende is een belangrijke randvoorwaarde. Het is essentieel hier bindende afspraken over te maken en die te handhaven en evalueren. Voorbeelden van dergelijke afspraken kunnen zijn: geen gebroken diensten lopen, niet alleen inplannen op spitstijden en stagiaires regelmatig laten meelopen met een rolmodel. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werk- en stagebegeleiders hierin is noodzakelijk. We kunnen nog meer de niches in het werkveld gebruiken als stageplek. Denk bijvoorbeeld aan een informele zorgstage, het meelopen met een verpleegkundig specialist, Physician Assistent of de praktijkondersteuner van de huisarts (POH), meedraaien op de poliklinieken, met de prikdienst. Deze plekken zijn goed te integreren in ketenstages.’

3. Wat moet er gebeuren om studenten en verpleegkundigen aan te trekken en te behouden voor het vak?

‘Om studenten aan te trekken en behouden voor het vak is het nodig om een heldere en passende personeelsplanning te realiseren, onder andere op basis van zorgzwaartebepalingen en daaropvolgende capaciteitsbepaling, zowel kwantitatief als kwalitatief. Ook is het nastrevenswaardig adequate rolmodellen in te zetten, zodat goede beeldvorming mogelijk wordt en blijft. Stagiaires en leerlingen moeten de mogelijkheid krijgen om hun professie te ontwikkelen en hun nieuwsgierigheid te voeden in een veilige leeromgeving. Belangrijk is dat ze de ruimte krijgen om dingen uit te proberen en te onderzoeken.’

4. En wat moeten we vooral zien te voorkomen?

‘Dat stagiaires een verkeerd beeld krijgen van het vak als gevolg van tekorten in de zorg: dat ze moeten presteren, productie moeten draaien en op de automatische piloot werken. Gebruik stages juist om ze te enthousiasmeren. We hopen dat opleiders van opleidingen en zorgorganisaties gezamenlijk optrekken, elkaar weten te vinden en kunnen stimuleren en inspireren.’

5. Welke rol ziet V&VN opleiders in dit alles voor zichzelf?

‘We verzamelen, inventariseren en analyseren best practices die we vervolgens graag delen met ander opleiders binnen regiobijeenkomsten. Daarbij geven we gevraagd en ongevraagd informatie en advies aan zorgopleidingen en zorginstellingen. We willen opleiders (docenten en opleiders binnen zorgorganisaties) ondersteunen in hun rol, meedenken over de interpretatie van hun rol en handvatten bieden om die rol te hanteren.’