Lezers reageren

‘Er is dringend behoefte aan meer ruimte voor betekenisgeving’

  • 6 min.
  • Opinie

Op de vraag om te reageren op het interview met Berno van Meijel kwamen meerdere reacties, met name van docenten die te maken hebben of bekend zijn met de ggz. Hopelijk zorgen zij ervoor dat de tekst ook in het werkveld verspreid wordt, want, zoals Berno van Meijel zegt: ‘Er komt vanuit het veld veel innovatieve kracht naar boven.’ Reacties blijven welkom. De uitgangspunten worden onderschreven, over de vertaalslag naar het onderwijs heeft men vragen aan Berno. De reacties worden doorgestuurd naar Berno van Meijel en hem zal worden gevraagd te reageren in het blad of op de website.

Vroege stage 

‘Helemaal eens om het verhaal van de zorgvrager als vertrekpunt te nemen en daarop de verpleegkundige zorg in te stellen. Het gaat om de dialoog met die zorgvrager. Het narratieve verplegen komt te weinig aan bod in ons onderwijsprogramma; de mens zelf, de ervaringsdeskundigheid en de beleving zouden als maat genomen moeten worden en niet de diagnose.
Ook spreekt me aan dat studenten al in het eerste jaar van de opleiding in de ggz stage gaan lopen. Bij de start van de opleiding is er heel vaak een sterk negatief beeld van de ggz. Die stage verandert de beeldvorming in positieve richting en ontkracht vooroordelen.
Maar lukt het om in twee jaar een generalistische basis aan te leggen? Is er dan voldoende specialisatie in de breedte waardoor de generalist verbanden kan herkennen tussen verschillende specialisaties?’

Gert Bosveld, docent ggz aan de HAN.


Iets anders dan de DSM

‘In het interview geeft Berno van Meijel zijn visie op verpleegkundige zorg, innovatie en onderwijs in de ggz. Interessant is dat er in het interview nauwelijks wordt gesproken over ziektebeelden of diagnoses en er een beroep wordt gedaan op het analytisch denkvermogen. Hiermee verwoordt hij het al langer bestaande ongemak over de etiketten uit de diagnosehandboeken die geen enkel mens echt lijken te passen. Het is tijd voor een omslag in het denken en het opleiden van verpleegkundigen voor de ggz. Die opdracht is echter niet eenvoudig te volbrengen. Als we DSM-diagnoses loslaten om ons handelen op te baseren, wat bieden we dan aan als raamwerk aan onze studenten? Als ervaren verpleegkundige is het makkelijker om je concepten als ervaringskennis, High & Intensive Care en leefstijlscreening eigen te maken. Omdat je een duidelijk (alhoewel vaak nog onvolledig) beeld hebt van de verschillende typen zorgvragers en de individuen die dat zijn. Onze studenten, 17 jaar en vers van de havo, kunnen dat soort concepten moeilijker plaatsen.
Ditzelfde probleem kwamen we tegen in het Commune-project. Binnen dit Europese project wordt in coproductie met ervaringsdeskundigen een onderwijsmodule ontwikkeld en gegeven. Tijdens de ontwikkeling van de lesinhoud kwamen we via focusgroepen en consensusconstructie uit op acht thema’s, waaronder de kracht van taal, samen hoop creëren en het ontwikkelen van een band met de zorgvrager. Onze verwachting is dat dit een alternatief geeft voor DSM-diagnoses als basis voor het denken over geestelijke gezondheid, en tegelijkertijd de impact en doelen van verpleegkundige zorg helder schetst voor studenten.’

Kornelis Jan van der Vaart, docent verpleegkunde aan de Hogeschool Utrecht.  


De relatie met de patiënt verbetert

‘Wat mij aanspreekt is dat het klinisch redeneervermogen beter moet worden ontwikkeld op een manier waarbij de aansluiting met de patiënt veel belangrijker is dan het vermogen tot classificeren volgens een specifieke systematiek. Klinisch redeneren, waarbij een fenomenologische beschrijving van klachten leidt tot een betere aansluiting bij de ervaren klachten is de basis voor een versterking van de therapeutische relatie en daarmee voor meer effectieve zorg.
Wat mij minder aanspreekt is de gedachte te moeten differentiëren na het tweede jaar. Dat kennen we al en heeft niet geleid tot een vermogen de patiënt vanuit een holistisch perspectief te benaderen. De indeling agz, mgz en ggz is binnen nu en tien jaar volkomen achterhaald. Ambulante cure en care zijn dan de standaard en beslaan het overgrote deel van de zorg. Natuurlijk blijft klinische zorg ook van belang, maar ook daar hoort de patiënt met zijn diversiteit aan klachten centraal te staan en niet het sectorspecifieke zorgaanbod. In iedere context is het vermogen om vanuit een biopsychosociaal model complexe zorg te kunnen verlenen een must. Verpleegkundigen vroegtijdig laten focussen op specialistische expertise, terwijl er op het gebied van de basiszorg nog zoveel te winnen valt, zou geen prioriteit moeten hebben binnen de hbo-v. Een versterking van de gespecialiseerde verpleegkundige opleidingen (post-hbo) is in dat kader eerder wenselijk.
Het betekent voor het onderwijs dat we studenten natuurlijk de gelegenheid moeten bieden gedurende de opleiding nader in te zoomen op de zorgsetting waarmee ze de meeste affiniteit hebben. Zonder dat dat betekent dat we het holistisch perspectief (=vraagkant) verlaten en vanuit het achterhaalde werkveldperspectief (= aanbodkant) gaan opleiden en zorg gaan verlenen.
De vraag die ik aan Berno zou willen stellen is: waarom ligt er primair een uitnodiging/uitdaging voor de hbo-docent in het doen van een appèl op de lectoraten ter versterking van het onderwijs? Van Meijel benoemt zelf hoe dramatisch het gesteld is met de kwaliteit van de verpleegkundige interventies in basisboeken als Townsend. Ongeacht de invalshoek (agz, ggz of mgz) geldt dat de basiszorg nog steeds een maar zeer bescheiden EBP-gehalte heeft. Daar ligt mijns inziens een prachtige uitdaging voor lectoraten in samenwerking met verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten in de praktijk, docenten betrokken bij kenniskringen en studenten in afstudeerprojecten. Het is zeker niet zo dat lectoraten op dit moment de kennis op de plank hebben liggen waarmee die leemte gevuld kan worden. Wat mij betreft is dan ook een veel systematischer benadering en analyse van de verpleegkundige zorg gewenst waar het gaat om het vaststellen van wat best practice is en welke zorg daadwerkelijk effectief geble
ken is. De suggestie wordt mijns inziens gewekt dat de docent het maar voor het ophalen heeft bij de lectoraten, terwijl dat geenszins of maar op deelgebieden het geval is.’

Adwin Rutgers, hoofddocent IVS, HAN.


Andere bekwaamheden verpleegkundigen

‘Wat me vooral aanspreekt in de opvattingen van Berno van Meijel is dat hij een lans breekt voor een meer fenomenologisch perspectief in de psychiatrische verpleegkunde. Daarmee wijst hij op de verschraling en de zielloosheid die spreekt uit de classificatiesystemen en de verpleegkundige diagnostiek. Er is dringend behoefte aan meer ruimte voor betekenisgeving en subjectiviteit, waardoor verpleegkundigen in plaats van volgens protocollen mensen in een mal te persen zich kunnen bekwamen in het onbevangen openstaan voor de ervaringen van de ander (en zichzelf).  De vraag die ik aan Berno zou willen stellen is hoe hij de ruimte in het onderwijs denkt te scheppen voor dit perspectief.’

Rob Keukens, GGZ Ecadamy.


DE STELLING VOOR DE VOLGENDE OENG

‘Het voordeel van online leren door zorgprofessionals wordt enorm overschat’

In de Leerpraktijk in deze OenG wordt beschreven dat het online leren meer discipline vraagt van de lerende zelf en er een bepaald ritme in de online activiteiten moet zijn om mensen erbij te houden. Hoe zit het met de computervaardigheden van verzorgenden en verpleegkundigen? Lukt dat zorgprofessionals wel en wat is er nodig om het voor werkende zorgprofessionals aantrekkelijk te houden?

Stuur uw bijdrage van maximaal 250 woorden uiterlijk 7 augustus naar redactie@onderwijsengezondheidszorg.nl.

De redactie houdt zich het recht voor bijdragen in te korten of te weigeren.