HBVO-er is geen manager

  • 5 min.
  • In gesprek met
  • Interview

Op 9 oktober 2009 ontving Clazina Pool -Tromp voor haar werk en verdiensten ten behoeve van het verpleegkunde onderwijs van de Hogeschool Rotterdam de oeuvreprijs uitgereikt. De uitreiking geschiedde op een symposium dat was belegd vanwege 25 jaar hbo-v onderwijs aan de Hogeschool van Rotterdam. Clazina stond aan de wieg van vele ontwikkelingen binnen het verpleegkunde onderwijs en was o.a. ook betrokken bij de oprichting van lectoraten. Zij geniet ook landelijke bekendheid. De oeuvreprijs is voor de tweede keer sinds die in het leven geroepen werd uitgereikt. Voor de redactie van Onderwijs en gezondheidszorg was dat voldoende reden een gesprek met haar te hebben.

Een oeuvreprijs is een waardering voor heel veel. In uw werk ten behoeve van de verpleegkunde heb u natuurlijk veel veranderingen meegemaakt. Wat zijn voor zo terugkijkend de meest saillante ontwikkelingen binnen de verpleegkunde?  

‘Dat zijn er vele geweest. Vooral onderwijskundig is er veel veranderd. Het verpleegkunde onderwijs laat een ontwikkeling zien van vakgericht, via modulair naar competentiegericht onderwijs. De aandacht voor beroepscompetenties was een pregnante ontwikkeling. Daarbij kwam sterk de nadruk te liggen op wat beroepsbeoefenaren in de praktijk doen. Een aantal decennia terug maakten we ons druk om grote theorieën in de verpleegkunde zoals Orem. Nu letten we veel meer op de evidentie van ons handelen. Dat zijn ontwikkelingen die het onderwijs verder gebracht hebben.’

Waar is volgens u binnen de opleiding verpleegkunde nog winst te behalen.  

‘Binnen verpleegkunde is het zaak de resultaten van onderzoek te vertalen naar opleidingen. Daar zijn we nooit klaar mee. De ontwikkelingen gaan ook vrij snel. De vraag die beantwoord moet worden is ‘wat is goede verpleegkunde?’ Verpleegkunde is een bron van ontwikkeling. Daarbij moeten we ons steeds bewust zijn van de ontwikkelingen binnen de zorg en hoe de verpleegkunde daarbij past. En het is te begrijpen dat zich daarbij een spanning voordoet tussen het doen zoals we het altijd gedaan hebben en de nieuwe evidenties. Ik constateer dat de praktijk niet altijd gelijk oploopt met de resultaten van onderzoek. Ik denk bijvoorbeeld aan het scheren bij operaties. Onderzoek heeft aangetoond dat daarvoor geen dwingende noodzaak is, toch gebeurt het nog steeds volop.’

Zijn de werkvelden waarvoor verpleegkunde opleidt in uw ogen wel altijd reëel in hun eisen naar de opleiding verpleegkunde?  

‘Onderwijs moet goed kijken hoe de praktijk zich ontwikkelt. Welke competenties zijn nodig en gewenst. De gezondheidszorg wordt steeds complexer. Ik merk dat de diagnostiek verandert en de technologische mogelijkheden nemen alsmaar toe. Ziekenhuizen worden meer behandelcentra en de zorg wordt in toenemende mate elders gegeven. Dit heeft gevolgen voor de werkzaamheden van verpleegkundigen. Opleidingen dienen tijdig in te spelen op deze veranderingen en de dialoog aan te gaan met de werkvelden over de competenties die door verpleegkunde studenten behaald moeten worden. De hogescholen hebben dat uitdrukkelijk gedaan door in 2001 de rollen en beroepscompetenties van de hbo-v te formuleren. In samenspraak met de voormalige Vereniging van Academische Ziekenhuizen, GGZ-NL, de Landelijke Huisartsen Vereniging en Actiz zijn de rollen en beroepscompetenties uit ‘Met het oog op de toekomst’ (2001) aangevuld en voorzien van werkveldspecifieke contexten. Deze beroepscompentieprofielen worden nu door studenten verpleegkunde gebruikt om zich specifieker te bekwamen in een werkveld.

Momenteel werken in het project ‘Bruggen bouwen’ hogescholen samen met ziekenhuizen en GGZ instellingen. Doel van het project is het ontwikkelen van toetsen die zowel door afdelingsverpleegkundige als door studenten hbo-v worden gebruikt.’

Er is altijd veel te doen over de relatie onderwijs-arbeid. Bij de herstructurering van mbo en hbo in jaren '80 en '90 was dat niet anders. Toch liepen de gezondheidszorgopleidingen al jaren voorop in vergelijking met economische en technische opleidingen. Hebben die opleidingen wat geleerd van de wijze waarop Verpleegkunde de relatie onderwijs - arbeid vorm gegeven had.  

‘Er is gelukkig in het hoger onderwijs veel meer aandacht voor praktijkleren gekomen. Bij verpleegkunde en verzorging bestond reeds een lange in-service traditie van leren. Praktijkleren in de verpleging vindt van oudsher plaats via veel stages. In de sector economie en techniek wordt nu juist veel meer projectmatig gewerkt. Dat kennen we binnen de gezondheidszorg weer veel minder.’

Zullen er in de toekomst met al die bezuinigings- en efficiencymaatregelen nog wel verpleegkundigen met een warm hart zijn? Of gaan we de patiënt alleen nog maar zien via monitoren en andere technologische middelen?  

‘Ik blijf ervan overtuigd dat we verpleegkundigen houden met een warm hart. Het is aan het onderwijs de studenten te leren dat de technologie ondersteunend is aan de verpleegkundige professionaliteit. Dat wil zeggen goede zorg te leveren.’

Welke tendensen onderscheidt u in de gezondheidszorg en hoe ziet de verpleegkundige gezondheidszorg er over 10 jaar uit?  

‘Een belangrijke ontwikkeling is die van samenwerken in de keten, en daarbij heeft de verpleegkundige de rol van regisseur. Zij zal vaak als casemanager optreden en daarbij de kwaliteit van de zorg op peil houden. Het coachen van andere professionals is daarbij van essentieel belang. De hbo-v-er is geen manager, maar een regisseur van het primaire proces.’

Hoe beoordeelt U de verpleegkunde opleidingen in Nederland in vergelijking met het buitenland?  

‘In Europa hebben we te maken met de Bologna-afspraken waar alle opleidingen zich aan dienen te houden. In het buitenland zijn veel verpleegkunde opleidingen verbonden aan universiteiten. In de Nederlandse traditie kennen we ook veel meer de sociaal-agogische cliëntgerichtheid. Buitenlandse verpleegkunde opleidingen kennen veeleer de medische invalshoek.’

Als u minister van gezondheidszorg zou zijn wat zou u dan als prioriteit hebben voor het onderdeel verpleegkunde?  

‘Ik zou de gehele beroepskolom waarin de verpleegkundige werkzaam is beter faciliteren. En daarbij tevens onderzoek stimuleren. Lectoraten en master-opleidingen versterken de verpleegkunde.’

Wat heeft u in de lange periode dat u werkzaam bent in het onderwijs op de been gehouden. Wat heeft u gemotiveerd om het te doen zoals u het gedaan hebt?  

‘Dat is zonder meer het opleiden van jonge mensen tot professionals. En daarbij ontwikkelingen die er toe doen vormgeven. De omgeving is voor mij zeer uitdagend geweest en ik heb vele nieuwe ontwikkelingen mogen meemaken.’

Wat was uw meest inspirerende ervaring?  

‘Ik heb het als heel inspirerend ervaren om met mensen nieuwe wegen te mogen zoeken en nieuwe dingen te doen. In de jaren '90 was het denken in differentiaties binnen de verpleegkunde een uitdagende ontwikkeling. Ik heb daarvan genoten. Het waren voor mij de pareltjes en dat je dat mocht en kon ontwikkelen met anderen.’

Wat wilt u de lezers van Onderwijs en gezondheidszorg meegeven?  

‘Het gaat bij uw lezers om mensen die aan onderwijs en vorming doen en dan zeg ik lever een bijdrage aan de ontwikkeling van krachtige professionals. Geef studenten voldoende handvatten mee en leer ze vooral de mens in de gaten te houden.’