Els Albersnagel en Jeannette Dikkers

  • 8 min.
  • In gesprek met
  • Overige

Op 27 juni 2008 ontvingen 26 afgestudeerden aan de Master Advanced Nursing Practice (ANP) van de Hanzehogeschool in Groningen hun getuigschrift. Het was de tiende maal dat de diploma-uitreiking voor deze hbo-master plaatsvond. Op 7 maart was er ook al een bijzondere gebeurtenis: de eerste groep van 13 Physician Assistants (PA) studeerde af. De ANP kreeg recent een heel mooie beoordeling door de visitatiecommissie, in het kader van de accreditatie. Veel feestvreugde dus, en genoeg aanleiding om in gesprek te gaan met Els Albersnagel en Jeannette Dikkers, respectievelijk opleidings- en programmamanager van de Masters ANP en PA.

Els en Jeannette zijn gewoon aan het werk in de zomerperiode, in een vrijwel uitgestorven locatie van de Hanzehogeschool, aan de zuidkant van Groningen. Deze rustige periode benutten zij om te werken aan verbeterpunten in het programma en de organisatie van de opleidingen, vanuit het principe: ‘Het gaat wel goed, maar het kan altijd beter.’ Op tafel liggen twee publicaties: Kopstukken 10, waarin de afstudeeronderzoeken van de tiende groep Masters ANP beknopt en overzichtelijk zijn beschreven; en Boegbeelden/Icons, met de afstudeeronderzoeken van de eerste groep Master PA. Foto's erbij van de afstudeerders aan het werk in een diversiteit van zorgsettings.

Kopstukken en boegbeelden - er spreekt trots uit die woorden.  

‘We zíjn ook heel trots op onze masters. We kijken echt met respect naar de resultaten die ze hebben bereikt, door middel van werkend leren en lerend werken. Dat is een krachtige maar niet altijd makkelijke combinatie: drukke werkzaamheden, studie en privéleven. Als we de resultaten zien en de kwaliteit van de afstudeeronderzoeken in ogenschouw nemen, dan is er alle reden tot trots en tevredenheid.’

Terecht dat jullie de studenten de credits geven. Maar jullie kunnen, samen met de docenten en leermeesters in de praktijk, ook tevreden zijn, lijkt me. De opleiding ANP heeft een heel mooie beoordeling gekregen van de visitatiecommissie.  

Daar zijn we hartstikke blij mee. Drie facetten van de opleiding zijn als excellent beoordeeld, vijftien als goed en twee als voldoende. Dat is geweldig en het stimuleert ons erg om op de ingeslagen weg verder te gaan!

De masteropleiding ANP bestaat in Groningen nu tien jaar, bijna elf. Van start gegaan op de Hanzehogeschool. Waarom juist daar?  

‘Wij zijn inderdaad met de opleiding begonnen - in totaal hebben we nu 256 afgestudeerden! Inmiddels wordt de opleiding verzorgd door negen hogescholen. Het idee voor de ANP ontstond eigenlijk op ongeveer hetzelfde moment op de Hanzehogeschool en in het Academisch Ziekenhuis Groningen, onafhankelijk van elkaar. Ons idee kwam voort uit een professionele ambitie. We wilden een aantrekkelijk loopbaanperspectief bieden aan verpleegkundigen, als keuzemogelijkheid naast een carrière als leidinggevende. We hadden al veel geïnvesteerd in het hbo-niveau in de directe zorgverlening (de hbo-v), wilden daar graag met een masterstraject een vervolg aan geven. In het academisch ziekenhuis werd eenzelfde idee geboren, vanuit de behoefte aan taakverschuiving van artsen naar verpleegkundigen. Het ziekenhuis wilde de groep hoog opgeleide verpleegkundigen behouden én had te maken met een tekort aan artsen. Mevrouw Borst, in die periode minister van Volksgezondheid, was sterk voor die ontwikkeling. Ze zag voordelen op verschillende fronten: taakherschikking, loopbaanperspectief en daardoor behoud van gekwalificeerd personeel, kwaliteit van zorg voor de patiënten. En dat alles nog goedkoper ook. De Inspectie voor de Gezondheidszorg onderschrijft de taakherschikking, nu uit hun onderzoek in 2007 naar voren is gekomen dat deze een positieve bijdrage levert aan veilige, effectieve, patiëntgerichte en toegankelijke zorg.’


Nurse practitioners houden zich in hun dagelijks werk bezig met directe patiëntenzorg en dragen bij aan praktijkgericht onderzoek. Ze voeren ‘herschikte’ taken uit, waaronder het afnemen van de anamnese, het doen van lichamelijk onderzoek, het opstellen van differentiaaldiagnosen en zorg-/behandelplannen, het voorschrijven van medicatie, het aanvragen van consulten en het ontslaan van patiënten. ‘Herschikt’ wil zeggen: herverdeelde taken tussen beroepsgroepen, rond clusters van zorgvragen. Dit alles in het belang van een adequate zorgverlening, met de juiste zorgverlener op de juiste plek. De Master Advanced Nursing Practice kan zich laten registreren en krijgt daarmee de erkende titel Verpleegkundig Specialist volgens artikel 14 van de Wet BIG.

De nurse practitioner


Is het academisch ziekenhuis de thuisbasis van de nurse practitioners?  

‘Nee, wel de geboortegrond. De urgentie, de behoefte aan een beroepsgroep als de ANP was het meest aanwezig in het academisch ziekenhuis in die tijd. De eerste groep studenten kwam geheel uit het academisch ziekenhuis. De volgende jaren laten een grotere diversiteit aan zorgsettings zien. Het beeld leeft vaak nog, dat nurse practioners vooral werkzaam zijn in academische ziekenhuizen. Dat is niet zo. Ze werken het meest in perifere ziekenhuizen (academisch ziekenhuis 25%, perifeer ziekenhuis 46%, vaak op poli's). Daarnaast zien we een toename van het aantal ANP'ers in de psychiatrie en de verstandelijk gehandicaptenzorg, meestal in een functie in de medische dienst of bijvoorbeeld op lithiumpoli's. Ze werken relatief autonoom, komen goed tot hun recht in de combinatie van medische en verpleegkundige diagnostiek. Psychiaters staan er welwillend tegenover. Nurse practitioners hebben voor cliënten veel betekenis op het gebied van medicijngebruik, therapietrouw. ANP'ers met expertise op GGz-gebied doen ook vaak consulten in ziekenhuizen. Daarnaast zien we hen natuurlijk in de huisartsenpraktijk, hoewel die ontwikkeling daar niet van een leien dakje gaat.’

Dat verbaast me…  

‘In de huisartsenpraktijk kunnen nurse practitioners circa 80% van de huidige taken van de huisarts zelfstandig uitvoeren. Die constatering is aan de ene kant lastig voor de huisarts, aan de andere kant kan het juist kwaliteitsverhogend werken. Veel kleine medische ingrepen kunnen gewoon in de huisartsenpraktijk worden gedaan, daarvoor hoeven patiënten dan niet meer naar het ziekenhuis. Ook voor het ziekenhuis prettig.

Er is enig voorbehoud onder de beroepsgroep van huisartsen. De Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) vindt de nurse practitioner niet iets voor de eerste lijn, vindt dat niveau niet nodig in hun praktijk. Ze hebben liever praktijkondersteuners (vaak in-service-opgeleide verpleegkundigen). Huisartsen willen wel graag af van verzorgingshuiszorg. En daar ligt voor de ANP'ers weer een kans, naast het bieden van medische zorg: ze zijn heel goed in het ondersteunen van verzorgenden en helpenden in de verzorgingshuizen.'

Van recenter datum is de masteropleiding tot Physician Assistant. Er lijken veel raakvlakken te zijn met de ANP. Wat maakte dat er behoefte was aan een dergelijke opleiding  

‘De PA is ontstaan op initiatief van een medisch specialist uit het academisch ziekenhuis in Utrecht. De hogeschool Utrecht heeft dit opgepakt, is begonnen met een klein groepje, bekostigde dit zelf. Het initiatief sloeg zo aan, dat de opleiding al snel werd bekostigd door VWS. Na Utrecht volgden andere hogescholen, waaronder de Hanzehogeschool. De Physician Assistant is meer gericht op medische taken dan de ANP, die een sterk verpleegkundige identiteit heeft. De PA werkt vooral in het ziekenhuis, veel in de acute zorg, en ook wel in de huisartsenpraktijk. Het beroep en de opleiding trekken duidelijk een andere doelgroep aan dan de ANP. Stromen in de ANP vooral hbo-v'ers in en inservice-opgeleide verpleegkundigen, in de PA zien we naast verpleegkundigen ook een instroom vanuit paramedische beroepen. Voor fysiotherapeuten is de opleiding interessant en voor operatie-assistenten is het een prachtig carrièreperspectief. Voor die laatste groep bestond er voorheen niets.’

De ANP en PA bestaan dus naast elkaar, zonder met elkaar te concurreren?  

‘Inderdaad. Er zijn wel overeenkomsten tussen beide, maar genoeg verschillen om een duidelijk eigen profiel en bestaansrecht te hebben. Aan allebei is behoefte, in hetzelfde veld. Wel mag de PA wat ons be-treft grotere bekendheid krijgen. Hoewel de instroom redelijk stabiel is, blijft de groei achter bij de ANP. Mogelijk dat de salariëring daar een rol in speelt. De Hbo-raad gaat de PA meer publiciteit geven tijdens een congres in december van dit jaar.’


De beroepsuitoefening van de PA vertoont overeenkomsten met die van de arts. Het gaat om:

  • een combinatie van beschouwende, invasieve en ondersteunende interventies;

  • pré- en postoperatieve zorg die direct verband houdt met de aandoening;

  • een pré-peri-post-traject van interventies.

De reikwijdte van de medische zorg die de PA verleent, wordt begrensd door:

  • afspraken over delegatie, zoals overeengekomen tussen superviserend arts en PA, vastgelegd in protocollen;

  • de beperktere medische competenties van de PA in vergelijking met die van artsen.

De physician assistant


 

Beide Groningse curricula zijn gebaseerd op de rollen die medisch specialisten hebben gedefinieerd in de ‘Canadian Medical Education Directions for Specialist’, kortweg de CanMeds. Zijn die rollen goed toepasbaar gebleken voor de nurse practitioner en de physician assistant?  

‘De CanMeds zijn rond 2003 ten tonele gekomen. Het is een internationaal gevalideerde beschrijving van rollen en competenties, ontwikkeld in samenspraak met patiëntenorganisaties. De CanMeds kent zeven rollen: professional, communicator, klinisch expert, teamwerker, belangenbehartiger, manager en onderzoeker. Deze beschrijvingen dienen als basis voor de medische opleidingen - en het profiel van de verpleegkundig specialist is erop gebaseerd. Wij hebben ze ook als leidend genomen voor onze leerplannen. Dat werkt prima. Niet alleen onderwijskundig, maar vooral omdat medisch en verpleegkundig specialisten nu eenzelfde kader en een gemeenschappelijke taal hebben. De toepasbaarheid van de CanMedsrollen is voor de Hanze-ANP onderzocht. De rol van professional komt het meest voor, direct gevolgd door de rollen van communicator en klinisch expert. Die laatste twee rollen zijn het meest gegroeid de afgelopen twee jaar (10%). Ook de rol van manager wint aan belang. De rol van onderzoeker komt het minst vaak aan bod in het beroep.’

Kortom: de masters zitten stevig in het zadel?  

‘We zitten in een stabilisatiefase. Wat niet wil zeggen dat we stilstaan, het is juist een verandering die voor de deur staat, die voor meer stabiliteit gaat zorgen. Besloten is om de masteropleidingen onder te brengen bij de inhoudelijke domeinen van de schools. De Master Advanced Nursing Practice valt vanaf 1 september 2008 onder de Academie voor Verpleegkunde, de Master Physician Assistant gaat naar de Academie voor Gezondheidsstudies, naar de paramedische beroepskolom. Het onderbrengen van de masteropleidingen in de beroepskolommen geeft meer duidelijkheid: bachelor en master komen samen, medewerkers komen makkelijker met elkaar in contact en kunnen samenwerken binnen één kennisdomein. Dat komt de kennisontwikkeling ten goede en zal versterkend werken.’

Jullie gaan dus scheiden….  

‘Ja, op functionele gronden weliswaar en daar kunnen we ons goed in vinden. Maar menselijk gezien is het wel een scheiding. We zullen elkaar echt gaan missen.’