Recensie: Verpleegkunde volgens het Neuman Systems Model.

  • 5 min.
  • Recensie
  • Recensies

In de laatste jaren is volgens de auteurs de belangstelling voor het Neuman Systems Model (NSM) enorm toegenomen en daarmee ook de kennis over het model en de implementatie ervan waarvan deze derde, geheel herziene druk getuigt. Het boek is een poging van de auteurs, samen met de medeauteurs (Gert Westrik, René van Leeuwen, Ben Venneman en Roland van Linge), om het Neuman Systems Model toegankelijk en bruikbaar te maken voor de dagelijkse praktijk van de verpleegkundige. De beschrijving van het NSM in deze uitgave is ontleend aan de vierde en meest recente publicatie van het NSM.

In Nederland heeft het model in eerste instantie ook vooral ingang gevonden in de psychiatrische verpleegkundige praktijk en later ook bij GGD's en in de Arbozorg. De auteurs benadrukken dat het model vooral als een hulpmiddel gezien moet worden bij het vormgeven van de dagelijkse verpleegkundige praktijk. In het boek wordt het conceptuele model uitgewerkt na eerst een korte beschouwing van theorieontwikkeling in de verpleegkunde in het algemeen. Na een schets van de achtergronden van het NSM worden de theoretische fundamenten beschreven, te weten de systeemtheorie, stress-copingtheorie en preventietheorie. Daarna volgt aan de hand van stellingen (assumpties) als uitgangspunt een vertaling en bewerking voor de Nederlandse praktijk.

Praktijk

Na de theoretische hoofdstukken wordt de brug geslagen naar de praktijk. Voorbeelden van situaties uit verschillende verpleegkundige werkvelden worden gegeven, waarbij steeds de individuele cliënt centraal staat, waaronder:

de peuter met een gebroken been;

asielzoeker met klachten over slapeloosheid;

met nekklachten bij de bedrijfsverpleegkundige;

verpleegkundige ondersteuning van een oudere dame die zelfstandig woont;

crisissituatie in de sociale psychiatrie;

opname in een kliniek voor intensieve (psychiatrische) behandeling.

Hoewel het model veel aandacht heeft voor de gezinsleden of groepsgenoten van die individuele cliënt als deel van de omgeving wordt gesteld dat het in sommige praktijksituaties of werkvelden zinvol kan zijn om uit te gaan van het gezin of de groep als cliëntsysteem.

Inmiddels is in Nederland meer bekend en ontwikkeld rondom NSM. Een tweetal instrumenten ter ondersteuning van het gebruik van het model in de dagelijkse praktijk worden in dit boek gepresenteerd: een checklist voor de onderzoeksfase in de sociale psychiatrie en een dossier met inhoudelijke uitleg over de wijze van gebruik van het dossier. Beide voorbeelden zijn volgens de auteurs niet exclusief voor de GGZ maar kunnen, met enige specifieke aanpassingen per praktijksituatie, ook toegepast worden in andere velden, waarbij inlichtingen hierover bij de auteurs verkrijgbaar zijn.

Het boek is geschikt voor verpleegkundigen werkzaam in de praktijk en biedt een hulpmiddel om het NSM in allerlei verpleegsituaties toe te passen. De auteurs zijn erin geslaagd aan de hand van voorbeelden duidelijk te maken dat brede toepassing van het model mogelijk is. Er blijven nog wel enkele vragen onbeantwoord: past dit model ook bij situaties waarin sprake is van palliatieve zorg of zorg voor dementerenden, waarmee verpleegkundigen in toenemende mate geconfronteerd worden? Het boek zou nog meer aan toegankelijkheid kunnen winnen als bij elk hoofdstuk een korte samenvatting werd gegeven. Nu is dat slechts bij twee hoofdstukken het geval. Verder is het moeilijker te gebruiken als theorieboek c.q. leerboek in de verpleegkundige basisopleiding, doordat de tekst een tamelijk hoog abstractieniveau heeft en er veel structuren met elkaar verbonden worden. Bovendien stellen de auteurs dat in dit model naast de systeemtheorie ook verpleegkundige theorieën inpasbaar zijn. Dit lijkt mij veel gevraagd van verpleegkundigen in opleiding of beginnend beroepsbeoefenaren. Er is enige praktijkervaring nodig om een beeld te kunnen vormen bij de uitwerkingen die in het boek beschreven worden. In de HBOV- opleiding zou het eventueel wel geschikt zijn om het nut van dit model en andere kritisch te beschouwen en aan de hand van dit model of andere kritisch te leren omgaan met (verpleegkundige) theorieën en modellen. Het aparte hoofdstuk dat toegevoegd is over de spirituele variabele levert een bijdrage aan het geven van een nadere uitwerking aan eindtermen van de V&V-opleidingen en de verantwoordelijkheid voor de spiritualiteit van de patiënt waarop ook in het beroepsprofiel van verpleegkundigen gewezen wordt. Een criterium voor een model voor verpleegkundigen is dat het past in onze multiculturele samenleving (met niet alleen christelijke tradities). Dit model voldoet hieraan doordat het begrip spiritualiteit transreligieus opgevat wordt en ook sprake is van een sociaal-culturele variabele. De in het boek opgenomen JAREL-schaal en schema's in het hoofdstuk over de spirituele variabele komen echter nog ‘westers’ over. Het zou interessant zijn feedback te horen van verpleegkundigen die in de praktijk dit boek (gaan) hanteren over of het ook lukt dit begrip transreligieus te vertalen.

Dit boek is geschikt voor verpleegkundige specialisatie-opleidingen en cursussen, deeltijdopleidingen voor ervaren verpleegkundigen, opleidingen voor Advanced Nursing Practice ook bruikbaar, omdat cursisten dan juist een inhoudelijke brug tussen theorie en praktijk m.b.v. dit model kunnen proberen te slaan. De inschatting van de auteurs is dat het model geschikt is voor alle werkvelden waar een wijkverpleegkundige werkt. Het model is vooral toepasbaar in velden waarin preventie een groot deel van werkzaamheden in de dagelijkse praktijk uitmaakt. Van het feit dat het model dan aanspreekt getuigt een recent artikel van Jacqueline de Vries in het Tijdschrift LVW (Landelijke Vereniging Wijkverpleegkundigen) over het NSM in relatie tot de preventieve jeugdgezondheidszorg. In het oog springt dat het model zich vooral richt op mogelijkheden van de cliënt en op het helpen van mensen in veranderende levensomstandigheden door daarbij draagkracht te verhogen en draaglast te verminderen. In dit boek over het NSM komt een positief aspect van het NSM uitgebreid naar voren door introductie van het begrip ‘gecreëerde omgeving’: de betekenis van de relatie verpleegkundige- cliënt. Verpleegkundigen dienen zich steeds aan te kunnen passen en ook genuanceerd nieuwe inzichten uit wetenschappelijk onderzoek te integreren. Bij toepassing van een model dient steeds de vraag gesteld te worden of het in de gegeven situatie past en tot positieve resultaten leidt. De uitwerking van ‘gecreëerde omgeving’ geeft aan dat de betekenis van de relatie cliënt-verpleegkundige herhaaldelijk verkend moet worden en verpleegkundige reflectie van belang is. De zinsnede ‘Het gaat bij de zorgverlening enerzijds om de klacht of het ziekteproces en anderzijds om het aangaan van een zorgrelatie waarin recht gedaan wordt aan de gecreëerde werkelijkheid van de cliënt en verpleegkundige’ is overigens lastig te plaatsen omdat het een contrast vormt met de grote nadruk op preventie in andere onderdelen van het boek. In het gehele boek wordt echter wel steeds het aanspreken op de mogelijkheden en kracht van een cliënt en zijn omgeving ‘hoog gehouden’. Zinvol zijn de laatste hoofdstukken van het boek als houvast voor in de praktijk werkzame verpleegkundigen bij toepassing van dit model en projectmatig werken.