In gesprek met Kete Kervezee

‘Ik zet in op deskundigheid’

  • 8 min.
  • In gesprek met
  • Interview

Kete Kervezee valt met de deur in huis: ‘Waarom is het ons gelukt om in 25 jaar tijd de Deltawerken te realiseren en hebben we het nog steeds niet voor elkaar om een continuüm van zorg en opleidingen te ontwerpen?’ ‘Dat wilde ik je net vragen’, antwoord ik. ‘En nog belangrijker is de vraag: wat is ervoor nodig om het wél te laten lukken, tussen nu en 2030?’

Het advies over de opleidingen, dat nu in ontwikkeling is, is minstens zo ambitieus als het zorgadvies.

‘Zeker, en dat is nodig. Het centraal zetten van het functioneren, de veerkracht en de eigen regie van de burger vraagt een heel andere toerusting van professionals in zorg, welzijn en onderwijs. En van de burger zelf, niet te vergeten. Daarin zien we een rol voor het basis- en voortgezet onderwijs. Ook mensen die bijvoorbeeld werken bij gemeentes en inspecties zullen nieuwe deskundigheid moeten verwerven. Het terrein van opleidingen in zorg en welzijn is echter al heel breed, daar focussen we nu op. Dat is de opdracht van de ministers van VWS en OCW.’

De zorg begint bij het functioneren van de burger in zijn of haar leefomgeving. Dat is de inzet van de hele zorgtransitie die nu gaande is. Die gaat met horten en stoten en de burger staat nog lang niet altijd centraal.

‘Dat is wel de intentie en we moeten die kant echt op. Maar het gaat te snel. Er is gedecentraliseerd zonder te investeren in deskundigheid. De diagnostische fase, die al begint bij het keukentafelgesprek, is het kwetsbaarst in het hele proces. Kunnen de mensen die daarvoor worden ingezet inschatten wat er werkelijk nodig is? Herkennen zij alle behoeftes en problemen van de burger op fysiek, psychisch en sociaal gebied? Het punt is dat de financiën domineren. De gemeenten hebben opeens veel verantwoordelijkheid gekregen en een budget dat niet altijd toereikend is. De aandacht gaat vooral uit naar het rechtmatig verdelen van de middelen. Anders gezegd: rechtmatigheid gaat vóór innovatie. Dat is de dood in de pot voor de zorgvernieuwing.’

De commissie bepleit een continuüm van zorg, van bekwaamheden en in het komende advies ook van opleidingen. Dat lijkt me de grootste opgave, het realiseren van die continuüms.

‘Ja, er zal nog heel wat water naar de zee stromen eer we dat voor elkaar hebben, om maar even in de metafoor van de Deltawerken te blijven. Dat plan is een voorbeeld van een meerjarig, landelijk, regionaal en lokaal samenhangend programma, intersectoraal en multidisciplinair uitgevoerd, met een groot gevoel voor urgentie en met veel draagvlak. Geen speelbal van de waan van de dag. Dat moet en kan toch ook in de zorg en het onderwijs? We stimuleren het integraal denken door te focussen op het functioneren van de burger. Veel is op dit moment geordend in los van elkaar staande instituties. Soms zijn er wel twintig organisaties betrokken bij één gezin – en dit is slechts één voorbeeld, zo zijn er vele. Het leven van burgers is niet opgedeeld in fragmenten. De huidige sectoren zijn fuiken, biotopen, ondersteund door wetgeving. Ook bij de departementen ontbreekt het aan afstemming en integraal beleid. De zorg en het onderwijs zijn beleidsresistent geworden: elk kabinet voert zijn eigen systeemveranderingen in en veel is onderhevig aan partijpolitiek. Dat belemmert integraal denken, samen schouders eronder zetten en van de ambities een gezamenlijk en een meerjarig verhaal maken.’

Pfoeh. Dat klinkt als een lange weg door de instituties…

‘Dat gaan we niet doen. Ik zet in op deskundigheid, die moet over de hele linie op een hoger niveau komen, van mbo tot wo. Daar vloeien natuurlijk consequenties uit voort en die zullen we ondubbelzinnig beschrijven. We hoeven echter niet te wachten op een totale omwenteling van de maatschappij hoor. Veel kan nu al gerealiseerd worden en dat is gelukkig wat we zien gebeuren.
De focus op functioneren en de nieuwe definitie van gezondheid zie ik al in curricula verschijnen. Samenwerking binnen en tussen mbo en hbo is in volle gang. Je ziet beroepsgroepen en –opleidingen geleidelijk afscheid nemen van het strakke ‘domein- en territoriumdenken’. Het verwerven van vakbekwaamheid en beroepsidentiteit blijft heel belangrijk. Daarnaast komt het besef dat het nodig is om grenzen over te steken en interprofessioneel samen te werken. We verzamelen tal van voorbeelden die illustreren dat de beweging naar 2030 al volop is ingezet.’

Je had het net over de deskundigheid, die op een hoger niveau moet komen. Betekent dat dat we meer hoger opgeleiden nodig hebben om de kwaliteit van zorg en welzijn te verbeteren?

‘We hebben een diversiteit aan professionals nodig, mbo-, hbo- en wo-opgeleid. Ieder moet op zijn of haar eigen niveau kunnen excelleren. In teams moet een mix van bekwaamheden aanwezig zijn, die met elkaar kunnen voorzien in de behoeften van de burger. We hebben een goede kwalitatieve en kwantitatieve personeelsplanning op langere termijn nodig. Handhaving van de status quo zal ons al snel gaan opbreken. Een van mijn vragen in dit kader is: als we willen dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen woon- en leefomgeving blijven, waarom komen er dan tienduizenden huishoudelijke hulpen op straat te staan? Dat is bezuinigingsbeleid op de korte termijn. Nu al moeten we nadenken welke professionals we nodig hebben op mbo-, hbo- en wo-niveau over vijf tot tien jaar. We moeten in alle niveaus investeren.’

Zou het, behalve vergroten van de deskundigheid, ook nodig zijn om de deskundigheid te verbreden?

‘Dat denk ik zeker. Wanneer we het functioneren van de burger als uitgangspunt van zorg en welzijn nemen, komen meteen de terreinen in beeld waar we de komende jaren veel meer in moeten investeren dan we tot nu toe hebben gedaan: preventie, achterstandssituaties, mensen voor wie het moeilijk is hun weg door zorg en welzijn te vinden doordat ze laaggeletterd zijn, eenzame mensen. We krijgen de komende jaren daarnaast te maken met veel migranten en vluchtelingen. We hebben de mond vol van e-health en technologie, en tegelijkertijd sluiten er steeds meer bankfilialen. Kan iedereen internetbankieren? Bestellingen doen via webwinkels? Communiceren via apps? 
Verbreding van de deskundigheid strekt zich ook uit naar gemeenschapszorg en leefgemeenschappen: het sociale netwerk van burgers, familie, buurten, bekenden. Wie kunnen werkelijk en niet vrijblijvend, sparringpartners zijn van de mensen die moeite hebben om op een voor hen acceptabele manier te blijven functioneren?
Misschien is het wel goed om toe te werken naar gebieds- of populatiegerichte financiering. We komen er niet met een one-size-fits-all-benadering.’

Inzetten op deskundigheid is geen eenmalige investering. Jij pleit voor een leven lang leren?

‘Absoluut. In het adviesrapport zullen we daar ruime aandacht aan besteden. Permanent leren geldt voor professionals, teams en organisaties. Professionals van nu en straks investeren voortdurend in hun reflectief en lerend vermogen. Dat kan door middel van formele, georganiseerde leertrajecten en door informeel leren tijdens het werk. Leren van en met elkaar is voor teams en organisaties van levensbelang – en vooral het productief maken van die kennis voor verbetering van de zorg. Dat vraagt van teams en zelfs van de hele organisatie de bereidheid en de voorwaarden om kennis te ontwikkelen, te delen en in te zetten voor voortdurende verbetering van de kwaliteit van de zorg. Waar een uitnodigend werk- en leerklimaat ontbreken wordt niet geleerd, niet vernieuwd, de kwaliteit van het werk niet verbeterd. Het werk, de beroepen, de kennis, de zorg en de maatschappij veranderen zo snel dat werken zonder leren niet meer mogelijk is.’


Introductie

Mr. drs. Kete Kervezee is arbeidsjurist en sociale wetenschapper. In 2013 trad ze toe tot de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen (IZBO), in de rol van vicevoorzitter. Vanaf april van dit jaar is ze voorzitter van de commissie. Ze kent het publieke domein, het onderwijs en de zorg, door en door. In het verleden was ze onder meer Inspecteur-Generaal bij Onderwijs en Sociale Zaken en voorzitter van de PO-Raad (Primair Onderwijs).

In april 2015 is het advies Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren van de IZBO1 verschenen. Dit advies vormt het fundament voor het advies over de opleidingen dat in 2016 wordt uitgebracht. Het traject naar het tweede advies krijgt op dezelfde manier vorm als het eerste, dat wil zeggen in intensieve interactie met betrokkenen bij de zorg en de opleidingen (burgers, professionals, bestuurders, beleidsmakers, onderzoekers en opleiders) en zowel landelijk als in de vier broedplaatsen (Friesland, Amsterdam-Amstelveen, Rotterdam en Heerlen).


Uitgangspunten en hoofdlijnen onderwijsadvies 2016-2030

  • De invoering van functioneren als focus van zorg betekent dat de huidige gezondheidszorg, die vaak uitgaat van een biomedisch model, verbreed wordt tot een biopsychosociaal model, met inbegrip van een optimaal gebruik van technologie.
  • In de curricula van de verschillende opleidingen staan het functioneren, de veerkracht en eigen regie van de burger in zijn context centraal. Vanuit dat perspectief ontwikkelen professionals hun vakbekwaamheid en beroepsidentiteit.
  • De curricula zijn opgebouwd rond vraagstukken uit de beroepspraktijk (kritische situaties). Vakken zijn ondersteunend.
  • Onderwijs wordt multidisciplinair en interprofessioneel ontwikkeld en uitgevoerd.
  • Competenties van welzijnswerkers maken deel uit van de mix van bekwaamheden die nodig is. Ook bij de opleidingen is er verbinding tussen het zorg- en het welzijnsdomein.
  • Al vroeg in de opleiding maken studenten kennis met de beroepsuitoefening in de praktijk.
  • Generalistische bekwaamheden (waaronder interprofessionele) ontwikkelen de studenten onder meer in leerwerkplaatsen, waar zij de professionals ontmoeten met wie zij in de praktijk zullen samenwerken en communiceren.
  • Alle opleiders hebben zowel een professionele als didactische achtergrond, die zij up-to-date houden.
  • Werkbegeleiders in de praktijk zijn didactisch geschoold. Zij begeleiden studenten bij het verwerven van beroepsbekwaamheid en fungeren als rolmodel.
  • Om doorlopende leerlijnen te versterken en doorstroming sneller en efficiënter te maken, zijn de eindtermen/eindkwalificaties op een goed vergelijkbare manier geordend. Bijvoorbeeld in rollen en competenties.
  • Een gemeenschappelijke taal kan worden ontleend aan de ICF2. De ICF dekt nog niet het nieuwe concept van gezondheid in al zijn dimensies. Om recht te doen aan de volle breedte van het concept is verdere ontwikkeling nodig.
  • Ook het primair en voortgezet onderwijs worden betrokken, vanwege hun rol bij de toerusting van burgers.
  • Het is van belang dat (aankomend) professionals bijhouden welke bekwaamheden zij hebben verworven, onder meer voor registratie, accreditatie, doorstroming naar vervolgopleidingen of nieuwe functies. Dat kan met een portfolio met bewijzen van bekwaamheid (showcase) of via leerwegonafhankelijke beoordeling (EVC).
  • De geschetste innovatie vereist een meerjarig, samenhangend programma op basis van een iteratief proces. Een iteratieve aanpak wil zeggen: stap voor stap verdergaan en gebruik maken van voortschrijdend inzicht in een volgende fase.