Onderzoek
In het zorgonderwijs wordt steeds meer gebruik gemaakt van educatieve video’s, zoals opgenomen colleges, tutorials voor zelfstudie of kennisclips ten behoeve van kennisoverdracht. Er bestaat echter nog geen kwaliteitsstandaard voor dergelijke video’s. Om die reden hebben Schooley et al. (2022) een checklist ontwikkeld en getest, specifiek voor studenten en docenten om snel te beoordelen in hoeverre educatieve video’s bijdragen aan de gewenste leeruitkomsten.
Op basis van literatuur over en eigen ervaringen met het gebruik van medische onderwijsvideo’s hebben de onderzoekers een checklist samengesteld, met daarin vier domeinen: 1) kwaliteit, inclusief onderwijsontwerp, 2) bronbetrouwbaarheid, 3) integratie van multimediaprincipes en 4) videotoegankelijkheid.
Na meerdere discussies kwam het team tot 32 items die de vier domeinen uit de literatuur dekten, wat leidde tot een eerste versie van de Instructional Video Quality Checklist (IVQC). In de eerste ronde van iteratief testen en verbeteren van de items hebben twee beoordelaars een complete set aan YouTubevideo’s bekeken over ‘cardiovasculaire fysiologie’. Hierna werden ook andere onderwerpen en andere videoproducenten geïncludeerd. Door dit proces bleven uiteindelijk 26 dichotome items over: onderwijsontwerp (zes items); bronbetrouwbaarheid (vier items); multimediaprincipes (tien items); en videotoegankelijkheid (zes items).
Voor het testen van de IVQC hebben twee beoordelaars 206 video’s van vijf verschillende producenten beoordeeld.
Onderwerpen betroffen twee orgaansystemen (hart en longen) met daarin de anatomie, fysiologie, pathologie en farmacologie. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de IVQC bleek goed, waarbij ook de kwaliteitsverschillen tussen video’s voldoende naar voren kwamen.
Bij de 206 educatieve video’s vonden beoordelaars acht van de tien multimediaprincipes aanwezig in 80 procent van de video’s. Een minderheid van de video’s includeerde leerdoelen
(46 procent), alternatieve talen (41 procent), update-informatie (40 procent), analogieën (37 procent) of referenties (9 procent).
De IVQC kan eenvoudig gebruikt worden om educatieve video’s te beoordelen op kwaliteit en de verschillen tussen verschillende producenten te duiden. Het kan tijd schelen voor docenten en studenten wanneer zij snel de kwaliteit kunnen beoordelen, voordat ze tijd en energie steken in inhoud. Daarnaast kunnen ontwikkelaars de checklist gebruiken als hulpmiddel tijdens het maken. Tot slot kunnen onderzoekers de checklist gebruiken voor vragen rondom de impact van videokwaliteit op leeruitkomsten.
Samengevat door Jeroen Dikken