Dit voorjaar had ik het genoegen om deel te nemen aan een aantal nationale en internationale visitatietrajecten. Ik doe dat altijd graag; het is een eer om bij een andere opleiding in de keuken te mogen kijken. Ook vind ik het leuk, omdat het je dwingt om in korte tijd een beeld te vormen van een praktijk op basis van een groot aantal bronnen. Last but not least ontmoet je altijd veel interessante mensen.
Dit voorjaar had ik het genoegen om deel te nemen aan een aantal nationale en internationale visitatietrajecten. Ik doe dat altijd graag; het is een eer om bij een andere opleiding in de keuken te mogen kijken. Ook vind ik het leuk, omdat het je dwingt om in korte tijd een beeld te vormen van een praktijk op basis van een groot aantal bronnen. Last but not least ontmoet je altijd veel interessante mensen, zoals je collega-panelleden. Hoewel ik al meer dan twintig jaar deelneem aan allerhande onderwijs- en onderzoekvisitaties leer ik iedere keer weer veel. Ik ploeg me door grote hoeveelheden stukken, verwonder me, stel vragen. Ik probeer te begrijpen en mijn oordeel zo lang mogelijk uit te stellen. Dit valt niet altijd mee, bijvoorbeeld wanneer je onzinnige stukken leest waarin met veel wannabe-taalgebruik iets heel simpels wordt opgeblazen tot een grote luchtballon. Vaak gaat dit over verwachtingen ten aanzien van de eigen studenten, waarbij het afleveren van schapen met niet vijf maar zeven poten het doel lijkt. In heel korte tijd krijgen studenten grote hoeveelheden verschillende zaken te verstouwen, liefst met een grote variëteit aan ‘producten’ die ze moeten opleveren als bewijs dat ze het begrepen hebben. En ja, je ziet onmiddellijk de docenten voor je, bij wie uit de evaluaties blijkt dat ieder voor zich de werklast als te hoog ervaart. Er moet te veel nagekeken worden, beoordeeld met allerhande rubrics, voorzien van kwalitatief hoogwaardige feedback, liefst ook nog in een vierogen-model. In de ‘producten’ zie je het effect van het ‘weinig-van-veel’- onderwijs. Studenten laten zien dat ze klok hebben horen luiden, maar niet echt idee hebben waar de klepel hangt. Diepgang ontbreekt niet zelden en het echte leren wordt zorgvuldig voorkomen. Wat ik daarmee bedoel? Mijn collega Marieke van der Schaaf, hoogleraar Onderzoek en Ontwikkeling van Onderwijs in de Gezondheidszorg, beantwoordt in haar oratie de vraag ’Waartoe leiden we op, wat is het leerdoel?’ met het antwoord thoughtfulness. Thoughtfulness betekent bedachtzaamheid, vanuit je deskundigheid met aandacht, in interactie met de ander en je omgeving handelen, bijvoorbeeld samen met de patiënt, je collega of nieuwe technologie.Thoughtfulness is naar haar mening de belangrijkste dispositie van een professional. En dat is nu juist wat ik vaak mis. Binnen de opleidingen wordt snoeihard gewerkt aan meer, meer, meer. Maar samen stilstaan, reflectie vanuit deskundigheid met aandacht, samen met je studenten en het afnemend veld kijken naar waartoe je opleidt en wat daarvoor voor nodig is, mist vaak evenals het ‘leren leren’. Maar ook tussen opleidingen binnen een onderwijsinstelling en tussen gelijke opleidingen van verschillende onderwijsinstelling lijkt weinig interactie gericht op het met elkaar en van elkaar leren. Sterker nog, bij iedere opleiding tref je pareltjes aan, prachtige onderwijsomgevingen waar studenten bijvoorbeeld interprofessioneel samen leren met patiënten. Jammer genoeg weet niemand dit, behalve de eigen opleiders, studenten en wij, visitatiecommissie. Pareltjes worden niet automatisch gedeeld. Meer nog, soms blijkt uit het taalgebruik eerder sprake van een soort concurrentieperspectief met ‘kaarten-tegen-de-borst’-gedrag. Ontzettend jammer en niet zinvol. Om onze studenten thoughtfulness bij te brengen, is een eerste vereiste dat we dat zelf ook laten zien. Hoewel ik geen onderwijskundige ben, denk ik dat anderen visiteren niet zo’n gek middel is om dit te leren.
Als u nog geen abonnee bent kunt u nu gemakkelijk lid worden.
U krijgt direct toegang tot alle online magazines en artikelen en ontvangt binnen een paar dagen de welkomstbrief.