Opleiden in de gehandicaptenzorg start bij de vraag van de clie?nt

  • 10 min.
  • Leerpraktijk

De gehandicaptenzorg ontwikkelt zich, de maatschappelijke context verandert en de kenmerken van de clie?ntenpopulatie wijzigen. Er is een toename van het aantal licht verstandelijk beperkten in de gehandicaptenzorg, er is sprake van vergrijzing en we zien over het algemeen genomen een toename van de zwaardere en complexe zorg. Steeds vaker krijgen clie?nten de hoogste zorgindicatie. Deze trends zorgen ervoor dat zorgprofessionals voor nieuwe uitdagingen komen te staan, bijvoorbeeld complexere zorgvragen, middelengebruik door clie?nten en de uitdagingen die sociale media met zich meebrengen. Daarnaast vraagt de omgang met de steeds groter wordende groep ouderen met bijbehorende ouderdomsverschijnselen extra aandacht.

Een ontwikkeling die al langer bestaat, is dat de behoefte van de clie?nt steeds meer centraal staat, waardoor de noodzaak groeit om op maat te kijken naar de benodigde zorg. De zorgprofessional van nu moet flexibel zijn, stressbestendig, zelfstandig en echt contact kunnen maken met de clie?nt.

De aard van het beroep van de begelei­der en het appel dat op deze persoon wordt gedaan, heeft implicaties voor hoe wij het leren organiseren. Wanneer situaties voorspelbaar zijn en het werk georganiseerd wordt volgens vast­staande methodes, is aanbodgericht leren en opleiden wellicht een voor de hand liggende keuze. Echter, wanneer we begeleiders willen opleiden die de praktijk – en daarin de wens van de clie?nt – als uitgangspunt nemen, is autonomie en zelfreflectie een voor­waarde. Wat betekent dit voor het leren en opleiden van toekomstige zorgprofessionals?

De organisatie van het leren moet meer aansluiten op de individuele leervragen, waarbij de regie van het leren voorname­lijk bij de zorgprofessional komt te lig­gen. Om als zorgprofessional regie te kunnen nemen over het leerproces in een snel veranderende werk-­ en leercon­text, zijn 21e-eeuwse vaardigheden vereist.

Het onderwijsconcept Praktijkgestuurd leren is een antwoord op dit perspectief. Samen met ROC’s en zorgorganisaties door het hele land werkt ’s Heeren Loo aan het onderwijsconcept Praktijk­gestuurd leren om het opleiden van toekomstige zorgprofessionals aan te laten sluiten op het appel dat clie?nten op hen doen.

Het unieke van dit concept is dat het onderwijs niet vaststaat, maar start bij de vraag van de clie?nt en wat dat betekent voor de beroepshouding van de zorg­professional, zijn reflectievermogen en benodigde vaardigheden en kennis. De instroom, het lesaanbod, het tempo, de groepsindeling en meer worden vormgegeven aan de hand van de leer­vragen die de studenten hebben en niet vanuit een van tevoren vastgesteld curriculum. Praktijkgestuurd leren vraagt een andere manier van organi­seren en een hoge mate van flexibiliteit van zowel student, zorg-­ als onderwijsinstelling. Het ankerpunt in deze vorm van leren is het gesprek tussen student, praktijk en onderwijs: dat gesprek geeft richting aan het leren. Dit noemen we het zogenoemde leerplangesprek. Daarin staat de vraag centraal wat de clie?nt nodig heeft en wat de student te leren heeft om deze zorg te kunnen bieden.

Het onderwijsconcept Praktijkgestuurd leren

Het anker van Praktijkgestuurd leren is de verbinding tussen de student, praktijk en onderwijs. In deze driehoek (figuur 1) wordt, door middel van leerplangesprek­ken, het leerproces vormgegeven, waar­bij eigen regie in het leren wordt gestimuleerd.

Figuur 1. Driehoek student, praktijk en onderwijs.

De vraag van de clie?nt staat centraal in de driehoek van praktijk, onderwijs en de student. De vertegenwoordiger vanuit het onderwijs, de studiecoach en de vertegenwoordiger vanuit de prak­tijk, de werkbegeleider/coo?rdinator Praktijkleren, bespreken met de student zijn praktijksituatie en helpen de student om tot een leervraag te komen. De stu­dent heeft de regie over het leerproces: voor elke leervraag zijn er andere leer­activiteiten die daarop aansluiten. Het onderwijs is flexibel en adaptief, omdat de vraag van de clie?nt centraal staat. Het leeraanbod blijft bestaan en wordt niet aangeboden in een vooraf vastgesteld curriculum, maar gefinetuned op de leer­vragen. Uiteraard moet een student zich de gehele beroepsinhoud eigen maken. Wat en wanneer hij wil leren over een specifiek onderwerp wordt bepaald door de praktijksituatie.

Een voorbeeld. Tijdens de persoonlijke verzorging merkt de student dat een clie?nt onrustig wordt. Dit is niet de eerste keer. Hij ziet dat de clie?nt dit gedrag niet vertoont bij collega’s. De student verzamelt feedback van collega’s en onderzoekt in het leerplangesprek met de docent en de coo?rdinator Praktijkleren aan welke kennis, vaardig­heden en/of beroepshouding behoefte is. Dit leert de student onder begeleiding te vertalen naar leervragen en leerdoelen. In dit specifieke geval weet hij dat hij wel de vaardigheid van de persoonlijke ver­zorging bezit, maar dat hij te veel aan­wijzingen tegelijk geeft aan de clie?nt, waardoor de clie?nt onrustig wordt. Hij heeft geen leervraag op het gebied van persoonlijke verzorging, maar wel op het gebied van ziektebeelden (kennis) en gesprekstechnieken (vaardigheid). Als er bijvoorbeeld sprake is van vertraagde informatieverwerking, dan is het belang­rijk om korte zinnen te gebruiken en een paar seconden te wachten op een reactie.

Aan de hand van deze leervragen wordt de onderwijsinhoud bepaald. Dit doen we in de vorm van workshops, expert­lessen, trainingen, instructie, demonstra­ties enzovoorts. In bovengenoemd voor­beeld kan de student zich bijvoorbeeld inschrijven voor de expertles ‘Aansluiten bij clie?nten met complex te verstaan gedrag’.

Net als bij het reguliere BBL-­onderwijs gaan de studenten e?e?n dag per week naar het ROC. De studenten kunnen zich inschrijven voor het onderwijsaan­bod dat past bij de leervraag. Dit aanbod wordt grotendeels gegeven door docen­ten, de expertlessen worden gegeven door professionals uit de praktijk. En wil je meer of andere dingen leren dan de vereiste beroepsinhoud, dan is dat ook mogelijk.

We zien dat praktijkgestuurd leren de professional oplevert die aansluit op de behoeften en begeleidingsvraag van de clie?nt in zijn veranderende context. Medewerkers willen zich na het behalen van het diploma blijven ontwikkelen door middel van het blijven stellen van leervragen, kennis te delen in de organi­satie en het volgen van leeractiviteiten.

De fasen van het leerplangesprek

Leervragen ontstaan op verschillende plekken, vaak op de werkvloer in een praktijksituatie waarin de student ontdekt wat hij nog niet kan, tijdens een inspiratiesessie waarbij prikkelende vra­gen worden gesteld of tijdens reflectie op de gebeurtenissen in de praktijk en de lessen die gevolgd worden. De leervragen worden gesignaleerd door de werkbege­leider (praktijk), door de docent (onder­wijs) of door de student zelf (lerende).

Figuur 2. Tekening leerplangesprek

De leervragen worden door de student meegenomen naar het leerplangesprek. We kunnen het proces van het leerplan­ gesprek in verschillende stappen zien (zie figuur 2). De stappen herhalen zich, waarbij het eerste leerplangesprek vaak wat meer geleid wordt vanuit de docent en bij de daaropvolgende gesprekken de student regie voert. We onderscheiden de volgende stappen: 1. praktijkervaring, 2. ophalen van leervragen, 3. het leerplan­ gesprek, 4. formuleren van leerdoelen en 5. het uitvoeren van leeractiviteiten.

  1. Tijdens de praktijkervaring staan de werkbegeleider en student in verbin­ding rondom thema’s die spelen op de werkvloer. Deze kunnen leiden tot interessante leervragen. De docent heeft in deze voorbereidende fase een faciliterende, maar ook observerende en soms sturende rol. De docent inspi­reert de student om tot leervragen te komen die passen bij de inhoud van het diploma. Vragen van een docent kunnen zijn: welke praktijksituaties ben je tegengekomen? Hoe verhouden die zich tot het kwalificatiedossier en de lessen die nodig zijn? De docent en de werkbegeleider staan in verbinding met elkaar om op de hoogte te blijven van de voortgang en elkaar te vinden wanneer daar vragen over zijn.
  2. Bij het ophalen van leervragen voert de student de regie op de voorberei­ding van het leerplangesprek door te reflecteren op praktijkervaringen, feedback op te halen bij anderen in de praktijk en het aanleveren van mogelijke leervragen.
  3. Tijdens het leerplangesprek is het de taak van de student om het leerplangesprek te leiden. De werkbegeleider en de docent stellen verdiepende vragen, waarbij de student komt tot inzichten met betrekking tot zijn leervragen.
  4. Na het leerplangesprek is het aan de student om leerdoelen te formuleren en te onderzoeken welke leeractivitei­ten daar goed bij aansluiten.
  5. Vervolgens gaat de student in de prak­tijk aan de slag met zijn leervragen door het doen van leeractiviteiten. De docent en de werkbegeleider/ coo?rdinator Praktijkleren bieden een zo passend mogelijk aanbod en bege­leiden de student richting antwoorden op zijn/haar leervragen. Dit vraagt gezamenlijke investering van de werk­begeleider/coo?rdinator Praktijkleren en de docent. Kennis en oefening wor­den aangeboden vanuit de onderwijs­instelling en vanuit de praktijk om de veelheid aan leervragen goed te kun­nen beantwoorden. Expertise op het gebied van actuele vakinhoud wordt door de praktijk aangevuld.

Door deze fases telkens opnieuw te doorlopen, maakt de student zich deze manier van leren en reflecteren steeds meer eigen, groeit de regie over het eigen leerproces en ontstaat de beroeps­houding die als toekomstig beroeps­professional zo belangrijk is.

De samenwerking tussen de praktijk en het onderwijs is dus essentieel voor de leerroute van de student die leidt tot ant­woorden op de leervragen die ontstaan vanuit de behoefte van de clie?nt.

Cocreatie Praktijkleren’s Heeren Loo en het ROC

Binnen ’s Heeren Loo werken en leren circa 1600 BBL­-studenten in de samen­werkingsverbanden waarin praktijk­gestuurd leren wordt toegepast. Er is in alle gevallen sprake van een cocreatie tussen ’s Heeren Loo en het ROC in de regio. In een aantal regio’s wordt er daar­naast ook samengewerkt met andere zorgorganisaties.

Voor het opzetten en draaiende houden van het praktijkgestuurd leren maken we gebruik van een ontwikkelgroep. Daarin vertalen docenten en coo?rdinatoren Praktijkleren samen het onderwijs­concept naar de dagelijkse praktijk en het onderwijsaanbod, zodat leervragen zo goed mogelijk worden opgehaald en er een passend aanbod komt van leeractiviteiten.

Deze groep komt geregeld bij elkaar, met name in de opstartfase. Daarnaast is er een projectgroep waarin projectleiders of managers zitten van de aangesloten partijen, om afspraken te maken over de facilitering; zij pakken vraagstukken op waar de ontwikkelgroep in vastloopt. De projectgroep is de verbindende groep tussen de ontwikkelgroep en de stuur­groep. De stuurgroep borgt het commit­ment en de facilitering op bestuursniveau.

De structuur van het onderwijs kent in de basis een tienwekelijkse cyclus. Ten minste elke tien weken zijn er leerplan­gesprekken om stil te staan bij de ont­wikkeling en praktijkervaring van de studenten en om de leervragen voor de komende cyclus op te halen.

Zodra de leerplangesprekken zijn geweest, is het duidelijk waaruit het leeraanbod voor de komende tien weken moet bestaan.

De workshops die worden aangeboden, zijn vrij om op in te schrijven. Zo kan elke student doen wat past bij zijn ont­wikkeling. Dit geeft de ruimte om alle leerjaren en opleidingen die betrokken zijn door elkaar te laten lopen. Hierdoor ontstaat een dynamiek die meer lijkt op een congresdag waarin ook ontmoeting en samenwerken worden gestimuleerd. Nieuwe studenten kunnen vier keer per jaar instromen.

Succesfactoren

Praktijkgestuurd leren is verbinden. En om met elkaar te verbinden, is het noodzakelijk om een gezamenlijke drijfveer te vinden. In het geval van ’s Heeren Loo ‘mooi werk voor de zorgprofessional en een goed leven voor de clie?nt’. Het gehele onderwijs is van het begin tot het eind cocreatief vormgegeven.

Om het Praktijkgestuurd leren te doen slagen is draagvlak noodzakelijk:

  • de visie van zowel de onderwijsinstel­ling als de zorginstelling passen bij het onderwijsconcept;
  • er is commitment op bestuurs-­ en uitvoeringsniveau;
  • er is voldoende inzet van beide partijen beschikbaar om een intensieve samen­werking aan te gaan;
  • het begint in eerste instantie als pro­ject, maar de cocreatieve samenwerking is blijvend noodzakelijk, omdat het onderwijs continu meebeweegt met de vragen uit de praktijk;
  • ontwikkelen en tegelijk onderwijs aan­bieden gaan dus continu samen op.

In de voorbereiding van een traject Praktijkgestuurd leren is het van belang om met elkaar op zoek te gaan naar talenten en drijfveren bij de ver­schillende betrokkenen om het onder­wijs in de driehoek vorm te geven. Dit doen we door in gezamenlijkheid werk­- en visiesessies te organiseren. Hierbij kij­ ken we naar de behoeften van de stu­dent, maar ook naar de visie van de verschillende zorgorganisaties en ROC’s. Persoonlijke drijfveren van de individu­ele betrokkenen spelen ook een rol in de ontwikkeling. Dit zorgt ervoor dat in de uitvoering de visie ook daadwerkelijk gedragen wordt. Vervolgens maken we een vertaalslag naar de organisatie van dit onderwijs, de randvoorwaarden.

Praktijkgestuurd leren vraagt dus niet alleen flexibiliteit, creativiteit en reflec­tievermogen van de studenten, maar van alle betrokkenen. Dat maakt het impactvol en het zet aan tot ontwikkeling, maar het geeft vooral ook plezier!