EEN DESIGN-BASED BENADERING VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERWIJSMATERIAAL

Gebruik van een 360 gradenvideo: een realistische ervaring van wijkverpleging?

  • 12 min.
  • Best practices

Het aantal ouderen groeit. Zij wonen langer thuis, waardoor de wijkverpleging zal moeten uitbreiden. Het is daarom van belang dat in gezondheidsonderwijs aandacht wordt besteed aan wijkverpleging. Niet alleen verplegend en verzorgend personeel, maar ook beleidsmakers (gezondheidswetenschappers) moeten weten hoe in de wijkverpleging gewerkt wordt. Om een levensechte situatie te ervaren, is vanuit de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg (AWO-ZL) in samenwerking met MeanderGroep Zuid-Limburg een 360 gradenvideo over wijkverpleging door twee universitaire (hoofd-) docenten van Maastricht University gemaakt. In dit artikel wordt de ontwikkeling van dit onderwijsmateriaal beschreven met daarbij een evaluatie onder deeltijd-hbo-v-studenten van Zuyd Hogeschool in Heerlen. De evaluatie onder de bachelorstudenten van Maastricht University wordt buiten beschouwing gelaten.

Aanleiding

In 2019 woonden ruim 1,2 miljoen 75-plussers in Nederland zelfstandig thuis (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2019). ‘Onder thuiswonend wordt hier verstaan alle personen die niet in een Wet Langdurige Zorg (Wlz)-instelling wonen’, bijvoorbeeld een verpleeghuis (CBS, 2019, p. 2). In 2052 zal het aandeel 75-plussers waarschijnlijk toenemen tot bijna 1,3 miljoen personen (CBS, 2016). Dat deze doelgroep aandacht behoeft, is daarom niet vreemd. Niet alleen verplegend en verzorgend personeel, maar ook beleidsmedewerkers houden zich bezig met ouderenzorg, met name voor kwetsbare ouderen. Hoewel in de wetenschappelijke literatuur geen eenduidige definitie van het begrip kwetsbaarheid bestaat, is er consensus dat sommige ouderen een grotere kans hebben op nadelige gezondheidsuitkomsten, afhankelijk van hun mate van kwetsbaarheid en hulpbronnen, zoals inkomen, opleiding en sociaal netwerk (Gezondheidsraad, 2018).
Zo komt deze doelgroep regelmatig in de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen van Maastricht University, bij de toekomstige beleidsmedewerkers, langs. Na het eerste, algemene jaar, met blokken als ‘Een Leven Lang Gezond’ en ‘Bedreigingen van Gezondheid’, kunnen de studenten kiezen uit een van de vier specialisaties, waar ‘Beleid, Management en Evaluatie van Zorg (BMEZ)’ er e?e?n van is. In het eerste blok van het tweede jaar van deze specialisatie komen studenten in aanraking met het concept ‘zorg’. De studenten gaan met de zorgvrager op ‘reis’, een zogenaamde ‘zorgreis’, van zelfstandig wonen naar overlijden. Het eerste thema is ‘zolang mogelijk thuis’. Binnen dat thema staat de rol van de wijkverpleegkundige centraal. Ook de concepten ‘eigen regie’, ‘eigen kracht’ en ‘zelfredzaamheid’ worden besproken. In de praktijk blijkt dat studenten niet goed weten hoe de wijkverpleging is georganiseerd, ook niet na het bestuderen van literatuur en de daarbij horende discussies. Het bezoeken van de praktijk is een van de speerpunten van de specialisatie. Dit is echter door het grote aantal studenten en de impact van zo’n bezoek op het leven van een clie?nt in de thuissituatie niet mogelijk. Het was daarom wenselijk een levensechte thuissituatie in de wijkverpleging te cree?ren. De ontwikkeling van een 360 gradenvideo zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Een 360 gradenvideo, bekeken met een virtualrealitybril (VR-bril), zorgt voor een realistische en natuurlijke beleving. Ook zorgt het voor een gevoel van mentale en fysieke aanwezigheid (Bosgra et al., 2017). Een 360 gradenvideo zou dus een 2D-video (een reguliere video) moeten overtreffen. Maastricht University en de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg (AWO-ZL) heeft in samenwerking met MeanderGroep Zuid-Limburg een dergelijke 360 gradenvideo over wijkverpleging ontwikkeld, die veelzijdig inzetbaar is, dat wil zeggen bruikbaar voor verschillende disciplines en onderwijsniveaus. Het project werd gefinancierd door het onderwijsinstituut Faculty Health, Medicine and Life Sciences (FHML) en de AWO-ZL.

Opzet project

De ontwikkeling van het onderwijsmateriaal, bestaande uit de componenten een casus en een scenario voor een 360 gradenvideo, volgt het model voor de uitvoering van design-based research in onderwijs van McKenny en Reeves (2012). In deze benadering is de samenwerking met verschillende stakeholders essentieel. In combinatie met theoriegebaseerde principes wordt de kloof tussen theorie en praktijk overbrugd (Dolmans, 2019). 

Het model: design-based research in onderwijs

Het model van McKenny en Reeves (2012) bestaat uit drie hoofdfasen, analysefase, ontwerpfase en evaluatiefase, die flexibel en iteratief van structuur zijn (figuur 1). Binnen elke fase ligt de focus op theorie en praktijk, die uiteindelijk tot wetenschappelijke en praktijkgerichte output moeten gaan leiden. Vanaf het begin wordt de praktijk bij de ontwikkeling van onderwijs betrokken en naarmate de tijd verstrijkt, wordt deze onderwijsinterventie meer en meer gei?mplementeerd en verspreid. 

illustratie (zwart/wit) Design-based research model - McKenny en Reeves
Figuur 1. Design-based research model van McKenny en Reeves (2012, p.77)

Design-based research in uitvoering: ontwikkeling van onderwijsmateriaal en testen daarvan

Maastricht University heeft als onderwijsmethode ‘ProbleemGestuurd Onderwijs (PGO)’. De werkwijze in het onderwijs is als volgt: in een voorbespreking van een casus formuleert een onderwijsgroep van maximaal twaalf studenten en e?e?n tutor leerdoelen. Na zelfstudie worden deze leerdoelen een aantal dagen later in een nabespreking besproken (Van Til en Van der Heijden, 2009). Bij de ontwikkeling van het onderwijsmateriaal werd vastgehouden aan deze werkwijze, wat betekent dat een casus moest worden ontwikkeld. Daarnaast moest een scenario worden geschreven voor de 360 gradenvideo. Het opnemen en bekijken van de video’s werd eveneens onderzocht. In een testsessie, waarin het scenario werd nagespeeld, werd de stand (hoogte en plaats) van de camera bestudeerd. In drie verschillende sessies studenten , ouderenzorgexperts en onderwijskundigen, werd het onderwijsmateriaal, inclusief de 360 gradenvideo, getest. Als laatste werd een pilot uitgevoerd bij deeltijd-hbo-v-studenten van Zuyd Hogeschool in Heerlen waar ook volgens de leerprincipes van het PGO les wordt gegeven. In de resultatensectie wordt beschreven op welke wijze en met wie het onderwijsmateriaal volgens de design-based benadering tot stand kwam.

Resultaten

Vanaf het begin van het project zijn verschillende (onderwijs) componenten (casus en scenario voor de 360 gradenvideo) naast of na? elkaar ontwikkeld en/of onderzocht. Waar de
ene component van het onderwijsmateriaal zich al snel in de ontwerpfase bevond, zat de andere nog in de analysefase. Via verschillende loops werden de drie hoofdfasen meermaals doorlopen. Hieronder worden de opeenvolgende loops van het project beschreven. Binnen e?e?n loop kunnen verschillende kleine loops plaatsvinden. In tabel 1 wordt van deze loops een overzicht gegeven.

Tabel design-based research loops

Loop 1: start van het project

In de analysefase van deze loop werd onderzocht waar precies de casus over zou moeten gaan. Een van de docenten focuste op de literatuur en de andere docent bewaakte de plaats en de samenhang van de casus met andere onderdelen van het blok. Uit de gesprekken kwamen verschillende onderwerpen naar voren: de rol van de verpleegkundige in de wijkverpleging moest centraal staan, alsook de begrippen ‘eigen regie’, ‘eigen kracht’ en ‘zelfredzaamheid’. Een van de docenten schreef de casus (ontwerpfase). In de evaluatiefase werd de casus voorgelegd aan de andere docent. De casus werd daarna aangepast. In verschillende loops heeft een wijkverpleegkundige ook feedback op de casus gegeven. 

Loop 2: scenario video’s (a) en selectie 360 gradenbril (b)

(a) Na de ontwikkeling van de casus werd al snel duidelijk wat de inhoud van de video’s zou moeten zijn (analysefase). Een docent schreef het scenario voor de twee video’s (ontwerpfase). Dit scenario werd wederom door de docent, een wijkverpleegkundige, een farmacoloog en een specialist ouderengeneeskunde van feedback voorzien (evaluatiefase). Ook een oudere zonder wijkverpleging, de simulatiepatie?nt, heeft het scenario gelezen en beoordeeld (evaluatiefase).

(b) Op hetzelfde moment werd onderzocht hoe de 360 gradenvideo’s moesten worden bekeken. De docenten hebben drie VR-toestellen aangeschaft voor de telefoon: een kartonnen VR-bril, een plastic VR-bril en een plastic vouwbare VR-bril (opzetstuk voor de telefoon). Daarnaast is e?e?n VR-bril gekocht waarbij een telefoon niet gebruikt hoeft te worden. Deze laatste VR-bril werd gekozen, omdat de video op de bril zelf kan worden opgeslagen. Het is daarom niet nodig om de video online te zetten en voor de docent is het makkelijk om de bril aan en uit te zetten, zodat de studenten direct de video kunnen bekijken. 

Loop 3: scenario naspelen (a) en opname video’s (b) 

(a en b) Als eerste werd het hele scenario nagespeeld door de projectleden en opgenomen in de studio. In deze analyse- en ontwerpfase werd onder andere bekeken of het scenario logisch was. Daarnaast werd bestudeerd waar en op welke hoogte de 360 gradencamera gepositioneerd moest worden. Zo werd ook duidelijk waar de clie?nt moest komen aanlopen en gaan zitten. De opnamelocaties werden geanalyseerd en vastgesteld. Vervolgens werd toestemming gevraagd. Op drie locaties werd gefilmd: een wijkgebouw (voor de deur en in het wijkgebouw zelf), bij een clie?nt (bij de voordeur en in de hal (waar de verpleegkundige zich kon registreren met de telefoon)) en een willekeurige locatie van ouderen (in de kamer en keuken). Twee professionele simulatiepatie?nten en twee wijkverpleegkundigen van MeanderGroep Zuid-Limburg kregen de scenario’s en konden zich voorbereiden. Van elke sce?ne werd zowel een 360 gradenvideo als een 2D-video opgenomen. Het was namelijk niet duidelijk of een 360 gradenvideo in het onderwijs zou aanspreken. Zou het niet aanspreken, dan konden we de 2D-video’s in het onderwijs gebruiken. Daarnaast moet de inhoud van een 360 gradenvideo zich lenen om omhoog, omlaag, links en rechts en naar achteren te kijken. Is dat niet het geval, dan voldoet een 2D-video. Na verschillende montages werd de uiteindelijke versie opgeleverd. Het hele onderwijspakket werd hierna samengesteld.

Het onderwijspakket bestond uit: (1) een voorbespreking van de casus; (2) het bekijken van e?e?n 360 gradenvideo (9 minuten); (3) het bekijken van e?e?n 2D-video (vervolg van scenario) (10 minuten); (4) zelfstudie; (5) een nabespreking van de casus; (6) en een college van de farmacoloog. In dit college wordt het belang van (inname van) medicatie in deze casus besproken.
In de 360 gradenvideo worden problemen gesignaleerd en is het de bedoeling dat de student actief rondkijkt. In de 2D-video wordt ingegaan op oplossingen die besproken worden aan de keukentafel. Hier heeft het geen meerwaarde om rond te kijken en is daarom gekozen voor een 2D-video. 

Loop 4: testen van het onderwijsmateriaal in drie verschillende sessies

De sessies vonden na elkaar plaats en de verbetersuggestie(s) werd(en) direct overgenomen.

(a) Twee studenten van de specialisatie BMEZ hadden het blok reeds gevolgd en konden daarom beoordelen of het onderwijsmateriaal een toegevoegde waarde zou kunnen hebben. De studenten waren enthousiast over het materiaal. Ze hadden alleen een tekstueel verandervoorstel voor de casus.
(b) Tien docenten/onderzoekers van de Department of Health Services Research hebben het onderwijsmateriaal bekeken en getest. Het viel op dat bij het bekijken van de 360 gradenvideo door de onbekendheid met de VR-bril ‘onrust’ ontstond. Voor de meesten was het namelijk de eerste keer dat ze een VR-bril gebruikten en daarom moesten wennen aan de bediening van het toestel. Anderen waren enthousiast over wat ze zagen en begonnen te praten. In deze sessie werd duidelijk dat een 360 gradenoefenvideo moest worden ingepast om te wennen aan de bediening van de VR-bril en de 360 gradenvideo. Daarnaast werd voorgesteld om enkele (twee) vragen vooraf aan de video te stellen: Op welke manier wordt in het filmpje zelfredzaamheid bevorderd? In hoeverre wordt in de thuiszorg gebruik gemaakt van moderne technologiee?n? Op deze manier weet de student waar hij op moet letten en waar dus de focus op ligt.
(c) Elf onderwijskundigen van het Maastricht University Medical Center+ (MUMC+) hebben het onderwijsmateriaal uitgeprobeerd. Deze experts hadden geen aanvullingen of verbetersuggesties, maar een aantal vroeg zich af wat de toegevoegde waarde van een 360 gradenvideo is boven een 2D-video.

Het uiteindelijke onderwijspakket bestond uit: (1) een voorbespreking van de casus; (2) het bekijken van een 360 gradenoefenvideo van een paar minuten; (3) vragen lezen; (4) het bekijken van e?e?n 360 gradenvideo (9 minuten); (5) vragen met twee medestudenten bespreken; (6) het bekijken van e?e?n 2D-video (vervolg van scenario) (10 minuten); (7) zelfstudie; (8) een nabespreking van de casus; (9) en een college van de farmacoloog. 

Loop 5: pilot (360 graden-) video’s bij deeltijd-hbo-v-studenten van Zuyd Hogeschool

Het onderwijsmateriaal is zo ontwikkeld dat het voor verschillende disciplines en onderwijsniveaus bruikbaar zou moeten zijn. De universiteit en de hbo-v van Zuyd Hogeschool in Heerlen werken intensief samen. Nadat de hbo-v-docenten de 360 gradenvideo hadden gezien, wilden ze deze video in het onderwijs integreren. Het onderwijs werd als eerste bij hbo-v-deeltijdstudenten gei?mplementeerd, omdat dit onderwijs zich als eerste aandiende. Het onderwijs van de universiteit startte later. De hbo-v-docenten gebruikten alleen de twee video’s. De vragen van het onderwijsmateriaal werden in samenwerking met een docent van de hbo-v aangepast: Waar/op welke gebieden/op welke momenten kan worden ingezet op het bevorderen van zelfmanagement? Welke interventies kunnen ingezet worden om zelfmanagement te bevorderen? Verder werd een discussiesessie toegevoegd. Het materiaal paste binnen de module ‘Gezondheidsbevordering en Zelfmanagement’ en werd getest bij 25 studenten (studiejaar 1). Alle studenten, met een gemiddelde leeftijd van 31,3 jaar (SD = 8,9 jaar; min = 20 jaar; max = 52 jaar), vulden direct na de sessie een korte vragenlijst over hun bevindingen in. Van de zes mannelijke en negentien vrouwelijke studenten werkten zeven in de wijkverpleging. Tweederde (N = 16) van 24 studenten vond dat de video’s een toegevoegde waarde had ten opzichte van de literatuur. Tien (42%) van de 24 vond dat de 360 gradenvideo een toegevoegde waarde had ten opzichte van een 2D-video, maar gaven niet aan waar dat aan lag. Acht (36%) van de 22 bevolen de 360 gradenvideo aan om volgend jaar in studiejaar 1 weer te gebruiken. De video’s en vragen leidden tot het gewenste resultaat: een discussie over de inhoud. Het onderwijsmateriaal werd beoordeeld als waarheidsgetrouw.

Conclusies en aanbevelingen

Het onderwijsmateriaal is ontwikkeld door verschillende stakeholders. Het verifie?ren van het materiaal aan de praktijk is hierbij van belang. De wetenschappelijke inhoud, ingebracht door de docent, geeft de link met de theorie. De samenwerking tussen de verschillende disciplines maakt dat het een gemeenschappelijk product en authentiek is. Met kleine aanpassingen is het bruikbaar in diverse onderwijssituaties (praktijk en scholen). Door het onderwijs gezamenlijk te ontwikkelen, krijgen verschillende stakeholders ook begrip voor elkaar. De synergie tussen de verschillende instellingen moet de praktijk en het onderwijs ten goede komen.

In de design-based benadering is het van belang om open te staan voor feedback. Door de verschillende loops dat het onderwijsmateriaal doorloopt, ontwikkelt het materiaal zich als het ware zelf. Door de wisselwerking tussen de verschillende stakeholders wordt het materiaal verrijkt. Een aanbeveling is om goed over de verschillende loops na te denken en daarvoor de tijd te nemen.

De testopnames waren niet voor niets uitgevoerd. Als een 360 gradenvideo wordt ontwikkeld, moet rekening worden gehouden met ‘het 360 gradenaspect’. Waarom moet de video ‘rondom’ bekeken kunnen worden? ‘Het 360 gradenaspect’ moet in de video zitten. Daarmee wordt bedoeld dat de situatie in 360 graden opgenomen mo?et worden, omdat het een meerwaarde heeft ten opzichte van een 2D-video. Als het toegevoegde waarde heeft dat studenten bijvoorbeeld de hele huiskamer observeren, dan moet de video zo ontwikkeld wordt dat de student hun hoofd mo?eten draaien. Zit ‘het 360 gradenaspect’ niet in de video, kun je beter een 2D-video maken.

De waardering van de 360 gradenvideo is niet eenduidig. Twee derde van de studenten ziet een toegevoegde waarde voor video’s, tien hiervan onderschrijven de meerwaarde van het
360 gradenaspect. Dit kan wellicht verklaard worden uit de ervaring van deze studenten. De meeste van deze hbo-v-studenten werkten al in de praktijk, dus kan de meerwaarde van de 360 gradenvideo hier weleens niet tot zijn recht komen. Het is daarom raadzaam om het onderwijsmateriaal in de BMEZ-groep te toetsen. Wat wel uit de evaluatie bleek, is dat het materiaal stof geeft om over te discussie?ren. Daarnaast vonden ze dat het de werkelijkheid weerspiegelt.