IN GESPREK MET SUZANNE VERHEIJDEN

De zorgmedewerker van de toekomst

  • 10 min.
  • In gesprek met
  • Interview

Op 31 januari organiseert V&VN Opleiders een congres over leren in het werk. Suzanne Verheijden, programmamanager innovatie bij ’s Heeren Loo is een van de sprekers. Suzanne houdt zich bezig met innovatie op het gebied van de zorg voor cliënten (mensen met een verstandelijke beperking). Zij richt zich ook op het verbeteren van het werk van de medewerkers om dat efficiënter en prettiger te maken. ‘Dat is mijn vakgebied, maar ook mijn passie. Van kinds af aan kijk ik al hoe dingen slimmer en beter kunnen. Educatie en innovatie zijn twee elementen waar ik me mee bezighoud.’ Naast het werk bij ’s Heeren Loo heeft zij een theater- en trainingsbureau en binnenkort komt haar boek uit, getiteld De zorgmedewerker van de toekomst.

Waarom een boek over de zorgmedewerker van de toekomst?

‘Ik geef veel inspiratiesessies bij organisaties in de zorg waarin ik medewerkers vertel over trends in de zorg, nieuwe technologieën en zorgvormen. Ik merk steeds vaker dat ik voor een deel van de doelgroep “te hoog overvlieg”. Mijn verhaal over bijvoorbeeld virtual reality of augmented reality is voor een deel van de doelgroep, vooral zorgmedewerkers, lastig te volgen, omdat zij vaak de basisvaardigheden ICT nog niet beheersen.
We kunnen allerlei innovaties proberen te implementeren, maar die zullen niet landen als mensen de basiscomputervaardigheden nog niet eigen gemaakt hebben. Als medewerkers nog niet geoefend zijn in het werken op de computer en ze moeten van de organisatie allerlei digitale rapportages maken in een nieuw systeem of meedoen aan een pilot beeldzorg, dan is dat een grote uitdaging. Ik zie hele mooie ontwikkelingen in de zorg die effect hebben op het verbeteren van de kwaliteit van leven van de cliënten of die het werk makkelijker maken. Maar als we de medewerkers daar niet nu al in meenemen, dan missen we heel veel kansen.

Er worden in de toekomst andere eisen gesteld aan de medewerkers; ze moeten veel digitaler en ondernemender zijn, er wordt veel meer van hun creativiteit gevraagd en ze moeten beter kunnen netwerken. Onze medewerkers hebben dat niet allemaal in hun opleiding geleerd, dus moeten we een inhaalslag maken.
Aan de andere kant zie ik ook studenten die volgens de laatste ontwikkelingen worden opgeleid en dan in een organisatie komen waar men zover nog niet is. Op dat snijvlak van onderwijs en zorg zit een uitdaging. Ik vind het leuk om dat te onderzoeken. Waar ligt de oorzaak? Hoe kunnen we dat veranderen? Hoe kunnen we alle medewerkers nieuwsgierig maken naar nieuwe ontwikkelingen waar cliënten of zijzelf van kunnen profiteren?’

Richt je boek zich vooral op digitale vaardigheden en zorgtechnologie?

‘Nee, in mijn boek kijk ik ook op een andere manier naar arbeid, bijvoorbeeld naar de balans tussen werk en privé, maar ook hoe opleidingen in de toekomst anders kunnen worden ingericht om mensen flexibeler op te leiden, gezien het tekort aan zorgprofessionals. Ik beschrijf nieuwe zorgvormen die andere competenties vragen en ook andere manieren om de werkplek in te richten om de medewerker nog beter te faciliteren. Hierbij kun je denken aan een werkplek die is ingericht met beacons, sensoren waarmee je met je smartphone meteen in het juiste dossier van de cliënt terechtkomt, je je kilometers automatisch declareert, je uren registreert, etcetera. Een ander onderwerp is creatief denken. In de zorg kunnen we veel leren van ondernemers die allerlei oplossingen hebben gevonden voor bepaalde vraagstukken, maar dan voor een andere sector. Die creativiteit van ondernemers kunnen we goed gebruiken in de zorg. Innovatie is bijna altijd gebaseerd op bestaande ideeën die leiden tot iets nieuws. Als een ondernemer iets bedacht heeft dat niet geschikt is voor jouw doelgroep kan dat misschien met een paar aanpassingen een briljante oplossing zijn. Dat vraagt creatieve vaardigheden en die zijn momenteel onderbelicht in de opleidingen. Gelukkig beginnen ze op basisscholen al met het stimuleren van creativiteit, dat vind ik een heel mooie ontwikkeling. Ook dat komt terug in mijn boek. Het boek richt zich op allerlei facetten rondom de zorgmedewerker, inclusief managementstijlen of het wegbezuinigen van de manager en het inzetten van resultaatverantwoordelijke teams. Een breed palet aan onderwerpen dus.’

Binnen ’s Heeren Loo zijn jullie gestart met een project digitale vaardigheden, kun je daar iets meer over vertellen?

‘Dat project heb ik geïnitieerd, omdat ik zag dat het veel medewerkers ontbrak aan digitale basisvaardigheden. Uit een onderzoek dat ik uitvoerde tijdens mijn masteropleiding blijkt dat naar schatting 1000 digibeten, of liever gezegd digitale starters, in onze organisatie werken: één op de tien uitvoerende medewerkers. Dat resulteerde in een advies aan de raad van bestuur en vervolgens tot het besluit dat het bezitten van digitale vaardigheden binnen ’s Heeren Loo geen keuze meer mag zijn, maar een noodzaak om de kwaliteit van zorg voor de toekomst te kunnen waarborgen. Elke medewerker, van schoonmaker tot bestuurder, moet digitaal vaardiger worden en daarin, als het nodig is, worden bijgeschoold. De organisatie helpt hen daarbij en iedereen mag het in zijn eigen tempo doen. Er wordt rekening gehouden met verschillende leerstijlen, maar uiteindelijk moet iedereen aan het basisniveau voldoen. Dat betekent in het slechtste geval dat je, als je niet voldoet aan die eisen, niet geschikt bent om bij ’s Heeren Loo te werken. Je past dan niet meer bij onze visie op de zorg van de toekomst. We doen er echter alles aan om onze medewerkers te behouden en ze te helpen vaardiger te worden. We hebben een nieuw competentieprofiel opgesteld waarin per functie is aangegeven welke vaardigheden daarbij horen. Het is een punt van aandacht in functioneringsgesprekken, maar ook in sollicitatiegesprekken. Het wordt helemaal geborgd in onze organisatie.’

Aan welke digitale vaardigheden moet ik dan denken?

‘Dat verschilt per functieniveau. We hebben de vaardigheden beschreven voor de vier FWG-niveaus van begeleider tot beleidsmedewerker of manager. Het kan variëren van het kunnen benoemen van voorbeelden van technologische ontwikkelingen die bij een cliënt passen, deze zelf kunnen ontwikkelen of het kunnen inrichten van een organisatie waar de technologie toegepast kan worden. We hebben daarnaast een basisvaardighedenlijst ontwikkeld. Binnen twee jaar moet iedere medewerker aan dat basisniveau voldoen. Zo moet elke medewerker weten wat de voordelen, kansen en risico’s van Facebook zijn, omdat onze cliënten daar veel gebruik van maken. De medewerkers moeten kunnen e-mailen en een foto of bijlage aan de mail kunnen toevoegen. Ze moeten kunnen rapporteren in het ECD (Elektronisch Cliënten Dossier) en daar een bijlage aan kunnen hangen, weten wat de betekenis is van het woord e-health en een app kunnen downloaden. Hele praktische vaardigheden dus die we samen met onderwijs en zorg hebben samengesteld. 

We hebben vooraf interviews gehouden met de digitale starters en vroegen hen naar hun angsten en naar wat ze nodig hebben om hun digitale vaardigheden te verbeteren. Een van de medewerkers vertelde dat ze nog nooit haar kilometers had gedeclareerd, omdat ze niet wist hoe dat moest in het systeem. Een andere medewerker gaf aan dat ze ooit met één druk op de knop een scriptie van haar dochter heeft verwijderd. Sindsdien durft ze niet meer achter de computer te zitten en is ze bang dat ze alle bestanden van ’s Heeren Loo verwijdert. De geïnterviewden begrijpen dat het noodzakelijk is dat zij hun digitale vaardigheden verbeteren, maar willen dat graag samen met collega’s doen en een geduldige begeleider. Dat hebben we vervolgens in het scholingsprogramma verweven dat bestaat uit acht modules: social media, basisvaardigheden, privacy en gegevensbeveiliging, domotica, officeprogramma’s, applicaties van ’s Heerenloo, e-health en technologie en apps en instellingen. We hebben digicoaches opgeleid om de collega’s hierbij te coachen. Ter ondersteuning hebben we een website gemaakt die medewerkers en teams kunnen gebruiken.’

Wat is er te vinden op die website?

‘Dat is de website ‘digitaal-vaardig.nl’. In eerste instantie hadden we deze website voor onze eigen organisatie ontwikkeld, maar we hebben hem eigenlijk direct ook voor andere organisaties toegankelijk gemaakt. Het is dus een openbare website geworden. Iedere zorgorganisatie of opleiding kan er gratis content vanaf halen. Op de website staan onder andere de competentieprofielen die we hebben ontwikkeld, spelletjes, een basisvaardighedentest digitale vaardigheden, plaatjes, posters, lesmateriaal en nog veel meer. We willen daarmee het delen van kennis in de zorg stimuleren en hopen dat anderen ook hun kennis met ons delen, zodat we deze site verder kunnen uitbreiden.’

Wat zouden opleidingen kunnen doen aan het vergroten van de digitale vaardigheden van studenten?

‘We zien dat veel van onze jongere, mbo-geschoolde medewerkers over het algemeen digitaal een stuk vaardiger zijn dan de oudere medewerkers. Maar schrijven, bijvoorbeeld in de vorm van mailen en rapporteren, vinden ze vaak lastig. Ze zijn gewend te communiceren in veel korte zinnen, met emoticons, afbeeldingen en ‘gifjes’ en dat is niet altijd passend in communicatie met bijvoorbeeld verwanten. Aandacht daarvoor in de opleiding is belangrijk. Ik zie voor toekomstige collega’s ook een rol weggelegd om onze zittende medewerkers, maar ook cliënten en verwanten in technologische ontwikkelingen mee te nemen. Daar is overtuigingskracht en enthousiasme voor nodig. Als je de huidige middelen niet optimaal weet te benutten, zorgt dat voor veel tijdsverlies (zie blog in kader). Het zou mooi zijn als de nieuwe medewerkers daarin een frisse wind zijn. Ik denk dat heel veel innovaties niet eens nodig zijn als je beter weet te benutten wat er nu al is. Mijn ervaring is dat medewerkers het best luisteren naar collega’s uit hun eigen vakgebied. Dat probeer ik te faciliteren en te stimuleren.

Mijn missie is ervoor te zorgen dat het onderwijs aansluit bij de behoefte van de praktijk, zodat elke nieuwe medewerker die van de opleiding komt over dezelfde basisvaardigheden beschikt. Ik wil nieuwsgierigheid creëren bij zorgmedewerkers, cliënten, verwanten en docenten om steeds op zoek te gaan naar de beste oplossing voor cliëntproblemen. Als we de nieuwsgierigheid kunnen prikkelen dan weet men de informatie te vinden. Ik ben nu samen met UtrechtZorg regelmatig in gesprek met ROC’s om ervoor te zorgen dat we meer samenwerken om dat te realiseren.’

Waarom heb je voor de titel ‘De zorgmedewerker van de toekomst’ gekozen?

‘De zorgmedewerker van de toekomst is eigenlijk de zorgmedewerker van nu, want de toekomst is al begonnen. De geschiedenis is het verleden van de toekomst. Je bent nu geschiedenis aan het schrijven met elkaar, maar je bent ook de toekomst aan het creëren. Dat moet in balans zijn. Je hebt nu vaardigheden nodig om te anticiperen op de ontwikkelingen die gaan komen, maar de technologie is er allang, evenals de nieuwe zorgvormen. Er zijn al robots en platforms waarin samengewerkt wordt om betere zorg te realiseren. Technologie gaat zo snel, als je de basis vaardigheden niet beheerst, kun je die ontwikkelingen niet bijhouden. Dan gaan ze te snel. Dat betekent niet dat iedereen alle actuele informatie paraat moet hebben. Het is onmogelijk om alle vakkennis en actuele ontwikkelingen bij te houden. Je moet nieuwsgierig zijn, op zoek gaan en goede zoekvaardigheden hebben om te vinden wat je nodig hebt. De zorgmedewerker van de toekomst moet dus een hele goede “googelaar” zijn. Mijn oproep: zorg dat je nu klaar bent om zorgmedewerker van de toekomst te worden en te blijven.’

Wanneer komt het boek uit?

Eerste kwartaal 2019


Uit de blog van Suzanne Verheijden:

Begeleidster Aziza zegt in een interview: ‘Ik ben niet zo goed met computers. Ik doe 30 minuten langer over rapporteren dan mijn collega’s.’

De feiten:

  • Een begeleider rapporteert minstens 1 x per dienst. Na een computercursus rapporteert Aziza 30 minuten sneller dan nu.
  • Een gemiddelde medewerker werkt 28 uur. Stel dat dat verdeeld is over 5 diensten per week.
  • Met vakantie eraf zijn dat zo’n 47 x 5 diensten per jaar.
  • Dat is 47 weken x 5 diensten x 30 minuten bespaard op rapportage.
  • Dat is dus 7050 minuten meer voor de cliënt
  • Dat is 117,5 uur per jaar.
  • Dat zijn op basis van een werkdag van 5,6 uur precies 21 diensten per jaar.
  • Stel dat ze 3 dagen per jaar ziek is door de gigantische werkdruk, dan blijven er 18 diensten over.

108 uur om samen in de woonkamer een spelletje te doen met haar cliënten, om samen naar de Efteling te gaan, om kleding te kopen in het dorp met Henk, om …