Maakt Google ons dom?

  • 4 min.
  • Recensie
  • Recensies

Angst en onbehagen voor de moderniteit is van alle tijden. Het historisch pessimisme kent een lange traditie 1 . Zo’n slordige 24 eeuwen geleden betreurde, naar verluidt, de wijsgeer Socrates de komst van het boek. De lezer, zo veronderstelde hij, vertrouwt blindelings op de verzameling symbolen in het boek en aldus vestigt het vergeten zich in de ziel. De mens kon beter teksten uit zijn hoofd leren dan die toe te vertrouwen aan papier. De geschiedenis toont bij herhaling de vrees van de mens voor alles wat nieuw is. Het nieuwe holt niet alleen het vertrouwde uit en ondermijnt het, maar mondt zelfs uit in ziekte en verlies van menselijke vermogens. Zo was, volgens de vooraanstaande arts George Beard, de neerslachtige nervositeit waaraan velen uit de Angelsaksische gegoede middenklasse eind 19e eeuw leden, het product van de voortschrijdende industrialisatie en het gemechaniseerde grootsteedse leven met haar wervelwind van treinen en telegrammen en met haar hebzucht en hunkering naar vulgair plezier.

En nu, na aanvankelijke onbegrensde bewieroking, zijn ook onze iconen van de moderniteit, zoals internet, aan de beurt bekritiseerd te worden. Het feit dat de nieuwe i-Pad 2 100 gram lichter is dan zijn nu al hopeloos verouderde voorganger en maar liefst 4,6 millimeter slanker verblindt niet iedereen meer. Meer en meer worden er kanttekeningen geplaatst bij de toepassingen en gevaren van moderne communicatiemiddelen zoals cyberspace criminaliteit, het gebrek aan privacy en de effecten van de integratie van computers in het onderwijs. Zo zijn er al Amerikaanse scholen die laptops uit de klas weren, omdat niet is gebleken dat ze bijdragen aan betere resultaten van de leerlingen. Een doorwrochte, substantiële kritiek komt van Nicholas Carr, een Amerikaans auteur die schrijft over de relatie tussen technologie en cultuur.

Van diepzeeduikers tot waterskieërs

In The Shallows, één van de ruim 300 nieuwe titels die er per week op de Nederlandse markt verschijnen – de computer heeft het boek nog niet weggevaagd - borduurt Carr voort op een eerder door hem gepubliceerd baanbrekend artikel: Is Google making us stupid? 2 Centraal in zijn kritische, erudiete beschouwing staat het idee dat het wereldwijde web daadwerkelijk de architectuur van onze hersenen verandert.

Onze hersenen zijn op basis van binnenkomende informatie vanuit de omgeving en binnen genetisch bepaalde grenzen, een systeem in wording (den Boer, 2003) 3 . Hersenen en omgeving zijn verwikkeld in een dialoog en als gevolg daarvan kunnen de hersenen veranderen. Deze plasticiteit kan gunstige effecten hebben, bijvoorbeeld als gevolg van leren, maar kan ook ongunstige effecten hebben, bijvoorbeeld als het brein teveel is blootgesteld aan langdurige stress. Carr is van mening dat het internet met haar kakafonie aan stimuli onze hersenen in ongunstige zin beïnvloedt. We worden er namelijk oppervlakkige en ongeconcentreerde denkers van. Waar we, in de metafoor van Carr, ooit diepzeeduikers waren, zijn we nu waterskiërs die over de oppervlakte van een onmetelijke data-oceaan scheren. Daarmee hebben we aandacht en geconcentreerde diepgang ingeruild voor impulsieve vluchtigheid. Internet smoort ook nog eens de creativiteit en introduceert een tijdperk van knippen en plakken, digitale collages, samples en scripties die zijn samengesteld uit Wikipedia-teksten. Het betoog wordt onderbouwd door bevindingen van het hedendaagse hersenonderzoek, al treft Carr het verwijt dat hij ietwat selectief heeft geshopt en dat we nu niet kunnen weten wat datzelfde onderzoek over pakweg tien jaar voor ons in petto heeft.

Afleidingsmachine

Waarom worden we vluchtige denkers? Omdat internet ons voortdurend afleidt. Wanneer we op de laptop of tablet lezen, worden we continu op de hoogte gehouden van binnenstromende e-mails, duiken er irritante pop-ups op, staan in teksten vaak hyperlinks afgedrukt die uitnodigen van de inhoud af te dwalen en worden we verleid om met de hinkstapsprong associatief informatie te vergaren. Terwijl we dat doen, zijn de zoekmachines in staat ons internetgedrag gedetailleerd in kaart te brengen voor hun commerciële doeleinden. Ook niet onbelangrijk: hoe langer je surft, hoe groter de kans dat er impulsief een online aankoop wordt gedaan.

Naast de vervlakkende werking van de onafgebroken af- en verleiding wijst Carr op een ander gevaar. De mens gebruikt al eeuwenlang de techniek om zaken uit te besteden. Het kleitablet was een mogelijkheid om tegelijk ons geheugen uit te breiden en om ons fysieke geheugen te ontlasten. De rekenmachine verloste ons van de staartdelingen. Zo is het ook met computers, alleen op een oneindig grotere schaal. We kunnen informatie buiten ons eigen geheugen vastleggen op harde schijven of via cloud computing, waarbij zelfs de (persoonlijke) data niet langer fysiek aanwezig zijn op de eigen computer maar zich ergens in een door derden beheerd computernetwerk bevinden. Naast problemen op het vlak van privacy ziet Carr een fundamenteel probleem met het uitbesteden van onze geheugeninhouden. Data opgeslagen in de eigen hersenen voegt zich in een uitdijend neuraal netwerk. Synthese van reeds bestaande en nieuwe informatie uit dat netwerk kan resulteren in nieuwe én creatieve inzichten. De paradox is dat we steeds meer informatie buiten onszelf opslaan waardoor we steeds meer vergeten, omdat ons brein niet in de gelegenheid is de informatie te bewerken en zinvol te verbinden met andere geheugeninhouden.

Moeten we ons voorbereiden op dommere studenten of moeten we terugkeren naar pen, papier en boek? De toekomst zal moeten uitwijzen of de door Carr geschetste ontwikkelingen werkelijk schadelijk zijn. Misschien zijn de cerebrale veranderingen niet alleen een reactie op de wijzigende omstandigheden, maar veroorzaken die ook mede. Hersenen en omgeving zijn innig verstrengeld in een dynamische ‘pas de deux’ en zijn tegelijkertijd oorzaak en gevolg. Wie zich in afwachting van de toekomst wil vermaken en wil nadenken over de invloed van de digitale technologie op studenten en docenten, heeft met het boek van Carr een intrigerend werk in handen.