Inspectieonderzoek ‘Aan het werk’

  • 3 min.
  • Recensie
  • Recensies

In deze recensie een samenvatting van het onderzoek dat de Onderwijsinspectie in 2009 uitvoerde rondom de bpv vanuit de onderwijsinstellingen en de kenniscentra. Het onderzoek heeft niet specifiek plaatsgevonden bij mbo zorg en welzijnsopleidingen, maar geldt generiek voor de hele mbo-sector.

Volgens de Onderwijsinspectie wordt de studenten voldoende kwaliteit van de beroepspraktijkvorming (bpv) geboden; het systeem van de bpv functioneert toereikend en de basiskwaliteit wordt in voldoende mate gewaarborgd. Ook worden in het onderzoek ernstige tekorten geconstateerd, die een negatieve invloed hebben op studenten en leerbedrijven. De lat moet hoger en er moet meer uit de bpv worden gehaald!

Aanleiding

Het Inspectieonderzoek heeft plaatsgevonden in 2008. Dit onderzoek moest antwoord geven op de vraag in hoeverre de kwaliteitsborging van de taken van de kenniscentra en de onderwijsinstellingen inzake de bpv de kwaliteit van de bpvplaatsen afdoende garandeert. Aanleiding voor de inspectie was het onderzoeksrapport Beroepspraktijkvorming in het mbo dat de Algemene Rekenkamer in januari 2008 aan de Tweede Kamer aanbood.

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek vond plaats bij twaalf opleidingen en bij negen instellingen: vijf roc’s, twee aoc’s en twee vakinstellingen. Om praktische redenen is aangesloten bij lopende inspectieonderzoeken. Er is voldoende spreiding bereikt over niveaus, leerwegen en kenniscentra.

Bij deze opleidingen zijn de bpv-coördinatoren geïnterviewd en drie of vier deelnemers die net een bpv achter de rug hadden, dan wel momenteel een bpv volgden, in totaal 38 deelnemers. Daarna zijn telefonische interviews afgenomen bij het leerbedrijf van deze deelnemers, in totaal bij 36 leerbedrijven, doorgaans met de praktijkopleider. Tenslotte zijn gesprekken gevoerd met de acht kenniscentra die bij deze opleidingen betrokken zijn.

Kenniscentra en opleidingen

De kenniscentra hebben een erkennings- en beoordelingspraktijk gecreëerd die redelijk goed voldoet. Het stempel van ‘erkend leerbedrijf’ conform de WEB is een krachtig instrument gebleken dat in de praktijk goed werkt.

Gaten in de waarborg

Niettemin kwam de Onderwijsinspectie op verschillende plaatsen gaten tegen in de waarborgen van beide partijen. Aan de kant van de kenniscentra: in de goedkeuring en regelmatige beoordeling van leerbedrijven worden hier en daar lacunes gesignaleerd; de erkenningsregelingen voorzien onvoldoende in het weren van leerbedrijven die op voorhand geen allochtone deelnemers willen; de informatie op internet is niet altijd voldoende actueel. Aan de kant van de instellingen:

  • opleidingen ondersteunen soms deelnemers te weinig bij het zoeken van een bpv-plaats;

  • opleidingen zorgen vaak te weinig voor een precieze match van individuele leerbehoeften met de leermogelijkheden van het bedrijf;

  • in sommige gevallen bewaken opleidingen te weinig of de bpv nog verloopt als afgesproken;

  • opleidingen benutten de ervaringen opgedaan in de bpv te weinig voor reflectie hierop.

Zowel onderwijs als kenniscentra ondersteunen de leerbedrijven te weinig bij de vraag hoe de ontwikkeling van competenties van studenten beoordeeld kan worden.

Ongelijke behandeling

Een deel van de ondervraagde leerbedrijven (vier van de 36) wil geen allochtone deelnemers als stagiair of werknemer aannemen. Indien dit gebeurt zonder onderscheid des persoons en voor een hele categorie deelnemers, kan hier sprake zijn van ongeoorloofde ongelijke behandeling en discriminatie. De erkenningsregelingen voorzien onvoldoende in het uitsluiten van dergelijke leerbedrijven.

Begeleiding door de instelling

Er lijkt een structurele ontevredenheid te bestaan inzake zowel de voorbereiding als de begeleiding door de opleiding. Daar waar het gaat om onzorgvuldigheden zoals hiervoor geschetst is dat zeker terecht, vooral bij de taken in de voorbereiding. Het is echter belangrijk om helderheid te hebben over de rol van de opleiding tijdens de bpv. Opleidingen kunnen praktisch gezien moeilijk het individuele leerproces tijdens de bpv volgen en begeleiden. Daarvoor ontbreekt de kennis over de concrete werkprocessen en bedrijfscontexten en ontbreekt ook de tijd. Bovendien is dit strijdig met het uitgangspunt, ook in de WEB, dat het leerbedrijf verantwoordelijk is voor de begeleiding binnen het bedrijf.

Meer uit de bpv halen

De inspectie vraagt zich af of er uit het leer- en ontwikkelingspotentieel van de bpv meer gehaald kan worden dan wat er nu in zit. Het gaat erom voldoende ambitieus te zijn.

Inspanning kan plaatsvinden op de volgende vier punten:

Zoek niet steeds nieuwe leerbedrijven, maar schakel actieve leerbedrijven in.

Draag zorg voor meer contact en kennisuitwisseling tussen adviseurs van kenniscentra en bpv-coördinatoren.

Zorg voor betere beoordelingen.

Evalueer scherp de ontevredenheid van deelnemers en leerbedrijven en de klachten en incidenten, dan in plaats van alleen naar de mate van tevredenheid te kijken.

Gevolgen voor het toezicht

De inspectie zal het toezicht op de kwaliteit van de bpv aanscherpen. Ook zal het toezicht op de werkzaamheden voor de bpv van de kenniscentra nadrukkelijk onderdeel vormen van het nog op te stellen toezichtkader voor de kenniscentra.