Minor High Care

  • 5 min.
  • Overige
  • Van de werkvloer

Per september 2008 zijn dertien studenten hbo-v van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) gestart met een minor high care. Deze geeft hen een zeer gedegen indruk van het werk in de acute zorg. ‘De verwachting is dat de studenten de vervolgopleidingen daardoor ook makkelijker en succesvol zullen doorlopen’, zegt docent/onderzoeker Jan Leijtens, die de opleiding samen met docent/IC-verpleegkundige Fon Zeegers en docent/geneeskundige Leo Stunnenberg coördineert.

Wat is eigenlijk een minor?

‘Een soort van afstudeerrichting. Sinds 2005 is de hbo-v verdeeld in een basisfase – de major – en een verdiepend of verbredend deel: de minor. Minoren zijn dus bedoeld voor studenten die in hun vierde jaar zitten en de hoofdfase van de opleiding al hebben afgerond. De minor kan door de student worden gebruikt om zich op een bijzonder aspect te profileren. De keuze voor een minor wordt bepaald door de ambities en de mogelijkheden die de student voor zichzelf wil creëren op de arbeidsmarkt.

Om voor de minor high care in aanmerking te komen, moeten studenten al hun toetsen en hun praktijkstages in een algemeen ziekenhuis met een voldoende hebben afgesloten. Natuurlijk moeten ze interesse hebben in de acute zorg en zeer gemotiveerd zijn. De praktijkcomponent vereist uiteraard de aanwezigheid van adequate beroepscompetenties.

De minor is zwaar; we verwachten van studenten dat ze een half jaar lang minimaal veertig uur per week werken en/of studeren. Ronden ze het traject succesvol af, dan nemen hun kansen om op een afdeling voor hoogcomplexe zorg te werken behoorlijk toe. Aan twee van onze studenten is al gevraagd of ze een vervolgopleiding willen gaan doen.’

Hoe ontstond het idee voor deze minor?

‘We merkten dat een aantal studenten veel belangstelling had voor het werken in de acute, intensieve zorg: op een afdeling intensive, of medium care, de spoedeisende hulp, dialyse of binnen de ambulancezorg. Binnen de reguliere opleiding hbo-v besteden we niet zo veel tijd aan deze werkvelden. En ook tijdens de stages in het algemeen ziekenhuis komen studenten nauwelijks met de hoogcomplexe zorg in aanraking. Terwijl die behoefte er dus wel is. Dat bracht ons op het idee om deze minor te ontwikkelen. Daar komt bij dat onze hogeschool het lectoraat Acuut Intensieve Zorg in huis heeft en intensief samenwerkt met de Acute Zorgregio Oost, verbonden aan het UMC St Radboud in Nijmegen. We hebben de ambitie om een kenniscentrum voor verpleegkundigen te worden op het terrein van de acute zorg. Deze minor past goed in dat streven.’

 

Volgend collegejaar starten veertig studenten met de minor high care. Op basis van de ervaringen die dit jaar zijn opgedaan, zal het programma echter eerst worden bijgesteld. Bij die eindevaluatie zou de HAN ook graag ervaringen meenemen die elders in het land zijn opgedaan met vergelijkbare projecten. Kunt u hierover iets vertellen, heeft u stageplaatsen in de aanbieding óf wilt u meer weten van de Nijmeegse minor? Neem dan contact op met Jan Leijtens: Jan.Leijtens@han.nl of (06) 18 04 90 99.
Foto: Gerdie Bremer, student minor high care

Hoe zag het voorbereidingstraject eruit?

‘Dat duurde ruim een jaar. Eerst bedachten Fon, Leo en ikzelf de inhoud van het programma: welke theoretische aspecten moesten er aan de orde komen? Toen dat eenmaal duidelijk was, gingen we op zoek naar docenten om de theoretische lessen te verzorgen. Binnen ons eigen netwerk hadden we tamelijk snel een aantal ervaren en didactisch begaafde praktijkmensen gevonden die dit wilden doen. Vervolgens moesten we stageplaatsen zoeken. Dat bleek lastiger. In de hoogcomplexe zorg is men niet gewend studenten hbo-v te begeleiden. Ook zag men niet altijd direct de meerwaarde voor de eigen instelling. De relevantie voor het werkveld is echter dat studenten tijdens de minor specifieke veldgerelateerde competenties ontwikkelen. De kans van slagen voor een vervolgopleiding intensive care, spoedeisende hulp of dialyse is na het doorlopen van het programma aanzienlijk verbeterd. Gezien de tekorten aan gespecialiseerde verpleegkundigen die er in hoogcomplexe zorg aankomen, loont het de moeite nu al in deze studenten te investeren. Bovendien kunnen zij hun afstudeeronderzoek op de stageafdeling doen; de hoofdverpleegkundigen mogen hun onderzoeksvragen bij onze studenten neerleggen. Dat levert ziekenhuizen natuurlijk kennis op. Gelukkig wisten we ze daar uiteindelijk van te overtuigen.’

Hoe is de minor opgebouwd?

‘Het verlenen van zorg aan volwassen patiënten met een dreigende of bestaande stoornis van één vitale orgaanfunctie staat centraal. Studenten komen naar school om hier via onderwijsleergesprekken meer over te leren. Deze gesprekken zijn diepgaand en vergen veel zelfstudie en voorbereiding. Aan de orde komen allerlei aspecten van de acute zorg. Niet alleen medisch-instrumentele zaken, maar ook communicatie met de familie en de andere zorgverleners, organisatie, kwaliteit, ethische en juridische vraagstukken, ontwikkeling en onderzoek, samenwerken in multidisciplinaire teams. Na dit intensieve theoretische deel van minimaal honderd uur gaan de studenten twaalf weken op stage. Op hun stageplek worden ze begeleid door een ervaren verpleegkundige. Eens in de twee weken komen ze voor een terugkomdag naar school. Daarna doen ze nog een afstudeeronderzoek.’

Hoe worden de vorderingen van de studenten getoetst?

‘Op school krijgen ze een aantal kennistoetsen. De praktijkbeoordeling gebeurt door de werkbegeleiders. Voorafgaand aan de stage formuleren de studenten in een bpv-plan hun eigen doelen. Deze moeten worden goedgekeurd door de docenten van de opleiding en de werkbegeleiders. Tijdens de stage werken de studenten aan die doelen én aan opdrachten die ze van school meekrijgen.

Aan het eind van de stage is er een assessment, waarin de studenten moeten laten zien dat ze competent zijn. Hiervoor schrijven ze een pleidooi. Stel bijvoorbeeld dat één van hun doelen was: ik wil leren hoogcomplexe zorg te coördineren. Dan moeten ze voorbeelden geven van hoe ze dit op de werkvloer deden en in welke mate dit overeenkomt met onze evaluatiecriteria. Maar dat alleen is niet voldoende. Ze moeten ook vertellen welke literatuur ze hierover hebben gelezen, wat ze daarvan hebben opgestoken en hoe ze dat in de praktijk toepasten. De beoordeling van dit pleidooi gebeurt door iemand van de stagepraktijk en de docent van school. Het afstudeeronderzoek, tot slot, wordt door de docent beoordeeld. Was het allemaal voldoende, dan krijgen de studenten hun diploma en zijn ze klaar om de praktijk in te gaan!’