Meer mensen opleiden voor de zorg door betere Beroeps PraktijkVorming

  • 8 min.
  • Congresverslag
  • Verslagen

Instroom van voldoende en goed geschoold personeel in de zorg staat al een aantal jaren in het middelpunt van de belangstelling. De aandacht gaat daarbij onder meer uit naar de beroepspraktijkvorming (BPV). Er is een tekort aan BPV-plaatsen en veel van de beschikbare plaatsen voldoen niet aan de gewenste kwaliteitsnorm. Als bijdrage aan het oplossen van deze problemen hebben de Sectorfondsen Zorg en Welzijn en de OVDB in 2000 de timuleringsregeling BPV+ in het leven geroepen. Deze regeling biedt aan 24 zorgregio's in Nederland de mogelijkheid om een door regionale partners opgesteld plan uit te voeren ter verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de BPV. Het gezamenlijke werk in de regio's heeft een aantal zeer interessante werkwijzen bij de BPV opgeleverd. Zowel voor het oplossen van kwantitatieve (onder andere door bindende convenanten en slimme stageplanningen) als kwalitatieve (door bijvoorbeeld onderlinge visitaties op basis van gezamenlijke kwaliteitscriteria) uitdagingen. Deze werkwijzen werden op 20 november 2003 in het Olympisch Stadion te Amsterdam gepresenteerd op de landelijke conferentie ‘Betere BPV: meer mensen opleiden voor de zorg door betere beroepspraktijkvorming’.

Inhoud

  • De Stimuleringsregeling BPV+
  • De rol van de OVDB
  • Drie kernboodschappen
  • Samenwerking moet!
  • Meer BPV plaatsen door betere afstemming
  • Betere BPV door betrokenheid van het management
  • Workshops
  • Tot slot

De Stimuleringsregeling BPV+

De Sectorfondsen Zorg en Welzijn en de OVDB Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs spraken enkele jaren geleden de intentie uit om hun activiteiten op elkaar af te stemmen en waar mogelijk projectgericht samen te werken. Eén van de belangrijkste gezamenlijke activiteiten is de Stimuleringsregeling BPV+. Het voornaamste doel van deze regeling is het verbeteren van aspecten van de beroepspraktijkvorming en er wordt uitgegaan van het probleemoplossend vermogen van de regio's.Het is aan de partners in de regio's om zelf de bestaande knelpunten te inventariseren, te prioriteren en er oplossingsrichtingen aan te geven om vervolgens de voorgestelde oplossingen ook ten uitvoer te brengen.

Binnen een jaar nadat de Stimuleringsregeling BPV+ van kracht werd, namen alle 24 zorgregio's deel met ruim 600 zorginstellingen, 45 ROC's en 18 HBO-instellingen. Er zijn regionale BPV+-plannen geschreven waarin activiteiten zijn opgenomen die gericht zijn op: het versterken van de regionale samenwerking, het verbeteren van de match van vraag en aanbod van BPV plaatsen en het bevorderen van de kwaliteit van de BPV. In slechts één regio is het niet tot uitvoering van het BPV+-plan gekomen.

Na drie jaar Stimuleringsregeling BPV+ is het tijd voor het opmaken van de balans. In het voorjaar van 2003 is er een extern evaluatieonderzoek uitgevoerd. Het beeld dat uit de evaluatie naar voren komt, is overwegend positief. Het laat zien dat er relevante resultaten zijn behaald:

  • In alle regio's zijn samenwerkingsverbanden (waar zorginstellingen, ROC's, HBO, OVDB consulent en regiofunctionaris aan deelnemen) opgezet of versterkt;

  • Vier op de tien zorginstellingen zijn actief betrokken bij de uitvoering van een BPV+-plan en zijn ‘zeer enthousiast over de BPV+’;

  • De samenwerking is volgens de betrokkenen duidelijk verbeterd. Het cijfer voor de kwaliteit van de samenwerking steeg van een 6+ naar een 7-;

  • De helft van de regionale partners vindt de kwaliteit van de BPV al enigszins verbeterd. Een derde van hen zegt dit over de kwantitatieve situatie;

  • Bijna de helft (45 %) van de zorginstellingen, onderwijsinstellingen en OVDB consulenten heeft inmiddels profijt van de BPV+ gehad;

  • Het percentage (zeer) tevredenen met de BPV-situatie is van 21 (begin 2001) gestegen naar 38 (begin 2003). Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen regio's te zien in de behaalde resultaten. Duidelijk is dat hoe langer men in een regio bezig is hoe meer resultaten er zijn geboekt.

De rol van de OVDB

Rob van den Bosch, directeur van de OVDB, opent het congres. Hij spreekt lovend over de geweldige ontwikkeling die vele regio's hebben doorgemaakt sinds 2000. Toch zullen er de komende jaren een aantal ontwikkelingen zijn die de BPV zullen blijven beïnvloeden: het competentiegerichte leren, de vraag naar stageplaatsen vanuit het VMBO, de ontwikkeling van nieuwe beroepsprofielen in een aantal branches, het zoeken naar verbindingen tussen zorg- en welzijnsopleidingen en het zoeken naar een evenwicht tussen branchegericht opleiden en breed opleiden. Reden genoeg dus om aandacht te blijven besteden aan de BPV. ‘Opleiden moet daarbij door zorginstellingen niet gezien worden als een kostenpost, maar als een investering!’, aldus Rob van den Bosch.

De Sectorfondsen en de OVDB hebben de afgelopen jaren samen op 50/50 basis ruim 4 miljoen euro ingezet voor de regio's. Dat is gemiddeld een bedrag van 175.000 euro voor elke regio.

Voor de OVDB is de BPV core-business. Daarom zal de OVDB ook in 2004 op hetzelfde niveau blijven investeren als het afgelopen jaar. Met name regio's die hun opgestarte samenwerkingsverbanden willen verankeren of ontwikkelde producten willen implementeren, komen voor subsidie in aanmerking. Er komt dus subsidie voor een beperkt aantal re-gio's om lopende vernieuwingsprocessen goed af te ronden. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat onderwijs en werkveld hun eigen verantwoordelijkheid oppakken om samenwerkingsverbanden door te zetten. Of, en in welke mate de Sectorfondsen Zorg en Welzijn in 2004 kunnen bijdragen, was tijdens het congres nog niet duidelijk.

Parallel aan de afronding van de subsidieregeling gaat de OVDB in 2004 een start maken met vernieuwend beleid ten aanzien van de BPV problematiek in de regio. De OVDB zal in 2004 gaan werken aan de volgende doelstellingen:

  • In alle regio's een structurele verankering van de BPV-aanpak met heldere rollen en verantwoordelijkheden van betrokkenen.

  • Het faciliteren en verder ontwikkelen van hulpmiddelen met betrekking tot de kwaliteit van de BPV vanuit een landelijke beleidsvisie, aansluitend op de erkenningenregeling.

  • Het verbeteren van de informatievoorziening van vraag en aanbod van de BPV, zodat de exacte omvang van de problematiek goed in beeld gebracht kan worden en oplossingsrichtingen tussen regio's kunnen worden gedeeld.

Het doel is de problematiek zo efficiënt en duurzaam mogelijk aan te pakken, voortbouwend op bestaande regionale good practices op dit gebied. Rob van den Bosch eindigt zijn inleiding met de oproep; ‘Luister naar elkaars kennis en ervaringen en maak daar gebruik van!’

Drie kernboodschappen

De ervaringen in het evaluatieonderzoek leiden tot drie kernboodschappen:

  1. Samenwerken moet!

  2. Meer BPV plaatsen door betere afstemming.

  3. Voor een goede kwaliteit van de BPV is de betrokkenheid van het management van de zorginstellingen voorwaarde.

Drie inleiders presenteren vervolgens vanuit diverse regio's aansprekende voorbeelden van die kernboodschappen.

Samenwerking moet!

De heer Ben Sanders, directeur van de Stichting Woonzorg West Zeeuws-Vlaanderen vertelt over het convenant dat voor de beroepspraktijkvorming in Zeeland is afgesloten. In dit uitgestrekte gebied dat sterk vergrijzend is, wordt in 2009 een personeelstekort van 9% verwacht. De zorg om voldoende personeel is voor alle 43 Zeeuwse zorg- en onderwijsinstellingen reden het convenant te ondertekenen. In het convenant is in relatie tot het aantal FTE's van een zorginstelling een bepaalde verdeelsleutel opgenomen voor het aantal beschikbaar te stellen BPVplaatsen.

Waarom een verdeelsleutel? Met een verdeelsleutel zijn er altijd voldoende BPV plaatsen en is er een eerlijke verdeling van die plaatsen, zodat instellingen dan niet het gevoel hebben voor anderen op te leiden. Bovendien is er een grotere kans op voldoende goed opgeleid personeel voor de toekomst. Met zijn inleiding laat de heer Sanders zien dat samenwerken in de regio niet alleen moet, maar ook kan!

Meer BPV plaatsen door betere afstemming

Marianne Laarman van de Saxion Hogeschool en voorzitter van het projectteam RIZO (Regionaal Infopunt Zorg Opleidingen in Twente) sprak over de 4 pijlers van het RIZO. Die pijlers betreffen vooral de kwantiteit van de BPVplaatsen:

  • Er wordt door het RIZO met behulp van een instrument een jaarlijkse meting gedaan waardoor vraag en aanbod van BPV plaatsen per instelling, per week en per niveau zichtbaar worden.

  • BPV periodes voor BOL en BBL worden voor alle niveaus op elkaar afgestemd.

  • Het aanbod wordt gekanaliseerd doordat alle scholen jaarlijks in januari op een standaardformulier de BPV plaatsen inventariseren.

  • Er wordt een verschuiving in gang gezet van kwantitatieve naar kwalitatieve afstemming van BPV plaatsen: een tijdige realisatie van voldoende BPV plaatsen en een gelijkmatige invulling daarvan maakt het bijvoorbeeld mogelijk praktijkopleiders efficiënter in te zetten.

Tot nu toe zijn er binnen het RIZO vooral afspraken gemaakt over het voorlopig oplossen van kwantitatieve knelpunten, zodat deze de kwalitatieve discussie niet in de weg staan. Een voorzichtige start wordt gemaakt met de kwalitatieve afstemming. Externe factoren blijven echter een risico voor onbalans. Marianne Laarman geeft aan dat de kwantitatieve problemen in Twente opgelost waren, maar door de grote instroom van VMBO leerlingen is er weer een goot tekort aan op niveau 2 en 4. Scholen gaan dan zelf weer bellen naar hun ‘connecties’. Dat helpt op de korte maar niet op de langere termijn. Marianne Laarman sluit haar betoog af met: ‘Je moet samenwerken, anders kom je er niet!‘

Betere BPV door betrokenheid van het management

Anthonie Maranus is adjunct directeur van Circonflex, een grote stichting waaronder een aantal verpleeg- en verzorgingshuizen valt (Zevenbergen, West Brabant). Hij geeft aan dat voor een goede kwaliteit van de BPV de betrokkenheid van het management van zorginstellingen een essentiële voorwaarde is. ‘De BPV kun je niet los zien van de rest van de organisatie!’ In BPV+ verband is er een visitatie-in-strument ontwikkeld waarmee breed door de hele organisatie heen informatie over de BPV verzameld kan worden. Circonflex is gevisiteerd door externe auditoren. Dit zijn collega's uit andere zorginstellingen die bij het bezoek gebruik maken van een lijst van kwaliteitscriteria. Zo'n visitatie leidt tot een ‘vingerafdruk’ van de BPV. De ‘afdruk’ geeft onder andere aan op welke punten de BPV te verbeteren valt.

Vervolgens wordt de ‘afdruk’ omgezet in een verbeterplan en verbeteracties. Concrete verbeteringen zijn daar al mee bereikt zoals: beter geschoolde werkbegeleiders, een sterk verbeterde houding van afdelingsmedewerkers zodat leerlingen ook mogen leren en een opleidingsbeleid dat een vast onderdeel van de jaarplannen is geworden. Kortom, betrokkenheid van het management is een must.

Workshops

's Middags is er in de workshops voor alle congresgangers voldoende gelegenheid om nader kennis te maken met good practices; de wijze waarop alle actoren kwaliteits- en kwantiteitsvraagstukken op het gebied van onderwijsarbeidsmarkt samenwerking, in hun regio vorm hebben gegeven.

Tot slot

Het is duidelijk dat er in de regio's hard is gewerkt, veel is bereikt en dat de subsidiegelden hun vruchten hebben afgeworpen. De start is gemaakt, maar we zijn er nog lang niet. Belangrijk is dat onderwijs en werkveld hun eigen verantwoordelijkheid oppakken om de samenwerkingsverbanden door te zetten.

Het evaluatierapport van de BPV+ regeling is te downloaden via www.ovdb.nl