What’s in a name

  • 2 min.
  • Column

Nanette Haze is verpleegkundige (niet praktiserend) en sinds 2019 docent hbo-verpleegkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Vanuit haar ervaringen beschrijft ze wat haar opvalt aan actuele ontwikkelingen op het snijvlak zorg en onderwijs.

(Kinder)-foto (kleur) Nanette Haze verkleed als verpleegkundige

Op de kleuterschool zat ik in de klas bij juf Riekie en daarna achtereenvolgens bij juf Marianne, meneer Piet, juf Jos en Marjolein en daarna meneer Hans en in de zesde klas meneer Marcel. In de leesboeken van de bieb figureerden meesters en juffrouwen met alleen hun achternamen en bovendien werden ze keurig met u aangesproken. Pas jaren later realiseerde ik me dat de keuze die mijn ouders voor mijn broertje en mij hadden gemaakt om ons naar de openbare basisschool te sturen heel bepalend voor onze ontwikkeling is geweest. In de brede zin des woords: we werkten veel aan projecten, vierden steevast de week-afsluiting en deden niet mee aan de Cito-toets (begin jaren 70 stond ie al ter discussie!). En we noemden de onderwijzers dus bij hun voornaam.

Vervolgens zat ik op een heel gewone middelbare school zonder specifieke onderwijsmethode. We spraken het lerarencorps keurig aan met meneer en mevrouw. Onderling bedachten we allerlei bijnamen. De Trui voor de docent Natuurkunde, vanwege zijn verzameling versierde, (zelf?)gebreide truien en De Neus voor die lieverd van biologie met, nou ja, een flink uitgevallen neus.

Op de universiteit kreeg ik te maken met universitair docenten en professoren. Sommigen stelden zich joviaal met hun voornaam voor, anderen stonden erop aangesproken te worden met hun titel. Vanwege het toen recent ingevoerde ProbleemGestuurd Onderwijs werden werkgroepen geleid door student-assistenten. Dat wil zeggen op proces. Meestal wisten zij net zo weinig van de inhoud als wij en dat ervaarde ik als redelijk frustrerend in plaats van motiverend.

Toen ik me jaren later in het ziekenhuis als student verpleegkundige voorstelde aan patiënten en hun naasten had ik er alle begrip voor dat mijn naam niet altijd goed werd onthouden en reageerde ik óók als ik met ‘zuster’ werd aangesproken. De voedingsassistenten en co- en arts-assistenten werden net zo vaak met zuster aangesproken. Ach ja, we droegen ook allemaal dezelfde witte uniformen, alleen een ander kleurtje in de kraag maakte onderscheid per functie. Veel belangrijker was natuurlijk dat patiënten wisten bij wie ze met hun vragen terechtkonden en dat ze konden rekenen op professionele zorg.

Inmiddels loop ik zo’n vijf jaar in het hbo-onderwijs rond. Als docent neem ik als tutor een groep deeltijdstudenten één dag per week op sleeptouw gedurende een heel semester. En ik ben voor een aantal studenten tijdens hun gehele opleidingsperiode als studieloopbaanbegeleider het eerste aanspreekpunt. Maar nu komt het: steeds vaker doemt een nieuwe rol op, die van leercoach. Ook in de voorbereidingen voor het nieuwe opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2030 wordt volop ingezet op dit fenomeen. Het idee is dat een leercoach beter in staat moet zijn studenten te ondersteunen, zodat deze eigenaar worden van hun eigen leerproces. Zou het inderdaad helpen als hun docenten voortaan als leercoach door het leven gaan?

Mijn idee is: vráág het studenten! Ik voorspel dat het studenten niks uitmaakt of ze te maken hebben met een tutor of leercoach of wat we ook verzinnen. Als de betreffende docent van dienst maar bekwaam is, liefst ook inspirerend en vooral betrokken en vlot reageert. Tuurlijk verwachten studenten docenten die inhoudelijk vakbekwaam zijn, inhaken op actuele ontwikkelingen en kritische vragen stellen. Zo motiveren we studenten hun kennis, vaardigheden en attitude te ontwikkelen, zodat ze kunnen voldoen aan de gestelde leeruitkomsten en hun diploma halen. Om vervolgens vooral in de praktijk te laten zien wat ze hebben geleerd, en zo als hbo-verpleegkundige het verschil maken bij hun patiënten. Of hun cliënten, klanten, pupillen, zorgvragers… what’s in a name!